Feministische theologie is een theologie uit het perspectief van vrouwen, die als uitgangspunt heeft dat de asymmetrie tussen mannen en vrouwen c.q. de dominantie van mannen in religie, kerk en maatschappij contextueel is – dat wil zeggen: een gevolg is van specifieke omstandigheden en bijgevolg historisch gegroeid is – en niet als algemeen geldig of wenselijk beschouwd dient te worden. We spreken daarom wel van een ‘contextuele theologie’, zoals ook bijvoorbeeld de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie dat is. De feministische theologie kan – net als de bevrijdingstheologie - ook onder de noemer ‘emancipatietheologie’ geplaatst worden, omdat sprake is van een nauwe binding met een emancipatiebeweging die ook onafhankelijk van de theologie bestaat. Tegenwoordig wordt feministische theologie meestal ‘vrouwenstudies' of 'genderstudies theologie’ genoemd, omdat het draait om het kritisch onderzoek naar sociaal-culturele constructies van vrouwelijkheid en mannelijkheid.
De feministische theologie kwam op tijdens de tweede feministische golf die in de jaren ‘60/’70 van de twintigste eeuw door de westerse wereld ging. Deze tweede golf richtte zich op de bevrijding van vrouwen uit situaties van onderdrukking en achterstelling, terwijl de eerste golf - die iets na 1870 begon - veelal te maken had met de strijd voor (juridische) vrouwenrechten. Aan het einde van de 19e eeuw verscheen in de Verenigde Staten The Woman’s Bible van Elisabeth Cady Stanton, een strijdster voor vrouwenkiesrecht. Het zou echter nog tot de jaren ’60 van de volgende eeuw duren voor de vrouwenbeweging de onderdrukking van vrouwen in al haar vormen aan de kaak begon te stellen. Het groeiend feministisch bewustzijn miste toen ook zijn uitwerking in de academische theologie niet.
Valerie Saivings artikel The Human Situation: A Feminine View (1960) wordt wel als het beginpunt van de hedendaagse feministische theologie beschouwd. Zij stelde hierin de vraag wat er met de theologie zou gebeuren als daarin de ervaringen ván vrouwen dóór vrouwen - c.q. door vrouwelijke theologen - aan de orde zouden worden gesteld en een plaats zouden krijgen binnen de theologie. Zij wees erop hoezeer theologische thema’s tot dan toe vanuit een mannelijk perspectief, 'androcentrisch', waren benaderd en vorm hadden gekregen in de heersende theologie.
In het kielzog van de tweede feministische golf ontstond aldus een nieuwe theologische discipline die wees op de structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen binnen religies c.q. het christendom, deze in kaart bracht en zich verzette tegen het patriarchale patroon van overheersing door de man en onderdrukking van de vrouw, dat door het christendom gehandhaafd en bevestigd zou worden.
De feministische theologie was met haar kritiek op de heersende theologie zowel onderdeel van de ‘tegencultuur’ van het feminisme als een wetenschappelijke ondersteuning van de strijd van vrouwen tegen hun onderdrukking. Ook binnen andere religies zijn in de loop der jaren feministische theologieën ontwikkeld; in deze bijdrage focussen wij ons echter op het christendom.
Belangrijke thema’s in de feministische theologie zijn de strijd voor toelating van (meer) vrouwen in kerkelijke ambten en voor het gebruik van ‘inclusief taalgebruik’. Inclusief taalgebruik verwijst bijvoorbeeld naar het gebruiken van een neutrale term zoals God/Gods in plaats van louter de mannelijke termen Hij/Vader/Heer/zijn; het vrouwelijk benoemen van de Heilige Geest; of, in het geval van verwijzingen naar de mens, het gebruik van zowel de termen ‘hij’ als ‘zij’ of het neutrale ‘men’ in plaats van louter mannelijke termen. Een invloedrijk strijdster in dit kader was Mary Daly (1928-2010): zij stelde dat taal en de vorming van taal alles te maken hebben met macht (‘Wie de wereld benoemt, bezit haar’), en dat de mannelijke taal voor God een verlengstuk van de macht van mannen was. In haar tweede feministisch-theologische boek Beyond God the Father: Toward a Philosophy of Women's Liberation (1973) pleit ze ervoor dat naar nieuwe taal voor het spreken over God gezocht dient te worden en dat vrouwen hun eigen taal gaan inbrengen in het theologisch/religieus discours. Daly deed dit in dit boek overigens op omstreden wijze, door in de plaats van de ‘onderdrukkende vadergod’ een godin te stellen. Daly heeft van diverse feministische collega’s wel de kritiek gekregen dat haar radicaliteit de emancipatie van vrouwen in de praktijk niet altijd ten goede kwam.
Naast de taal en het kerkelijk ambt dient als belangrijk thema van de feministische theologie de Bijbeluitleg (ook wel: exegese of hermeneutiek) genoemd te worden. Feministisch theologen willen laten zien hoe de Bijbel door de ogen van de vrouw gelezen kan worden en hoezeer de interpretatie van de Bijbel door mannen is gekleurd. Ze vragen aandacht voor invloedrijke vrouwen in de Bijbelse en kerkelijke geschiedenis - over wie de verhalen dikwijls onderbelicht of negatief gekleurd zijn geraakt (denk aan Eva of Maria Magdalena).
Feministisch theologen hebben erop gewezen dat - hoewel er in de Bijbel veel meer verwijzingen zijn naar vaderlijke dan naar moederlijke rolmodellen - zowel vaderlijke als moederlijke eigenschappen in de Bijbel als gelijkenis van God fungeren. Zo lezen we in Jesaja 66:12-13: ‘Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten’ en in Job 38 lezen we herhaaldelijk over de moederschoot van God. In Deuteronomium 32:18 wordt gesproken van de Heer die zijn volk heeft gebaard. Ook over de goddelijke wijsheid wordt in de Bijbel als over een vrouwelijke figuur gesproken (Spreuken 9). Er zijn in de afgelopen decennia vele beroemd geworden boeken verschenen over feministische Bijbelinterpretatie: denk aan Feminist Interpretation of the Bible van Letty Russell (1985) en But She Said van Elisabeth Schüssler Fiorenza (1992).
Feministisch theologen willen laten zien hoezeer het functioneren van de kerk en de interpretatie van de Bijbel door mannen zijn bepaald. Ze verzetten zich tegen de marginaliteit en religieuze onderwerping van vrouwen. Ze ijveren voor bewustwording van het dualisme (het denken in tegenstellingen als man-vrouw, mens-natuur, geest-lichaam; tegenstellingen waarachter ook een waarde-oordeel schuilgaat in de orde van sterk-zwak, goed-kwaad) dat zo diep in het westerse, patriarchale denken geworteld is. In plaats van het dualistische, patriarchale, seksistische denken wordt een denkwijze gesteld waarin vrouwen als gelijkwaardig aan mannen worden gezien en op gelijkwaardige wijze deelnemen aan samenleving, theologie en kerk.
Deze inclusieve manier van denken wordt door veel feministische theologes doorgetrokken voorbij het denken over mannen en vrouwen en ook uitgewerkt in het denken over lichamelijkheid en natuur. De hedendaagse feministisch theologe Sally McFague stelde in haar boek The Body of God (1993) voor de wereld te zien als het lichaam van God. Ze doorbreekt daarmee het scherpe, dualistische onderscheid God-mens, mens-natuur en geest-lichaam ten faveure van een denkwijze waarin wordt uitgegaan van een wezenlijke verbondenheid tussen God en de schepping, en tussen geest en lichaam. McFague is met haar bewogenheid voor de zorg om de aarde een belangrijke protagonist binnen de ecologische theologie en het ecofeminisme.
Seksualiteit en seksuele diversiteit gelden eveneens als belangrijke thema's binnen de feministische theologie. En naast het theologiseren over gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen, ongeacht seksuele geaardheid, is de economische rechtvaardigheid een belangrijk thema.
In de Verenigde Staten zijn het onder anderen Mary Daly (gest. 2010), Rosemary Radford Ruether, Letty Russell (gest. 2007) en Elisabeth Schüssler Fiorenza geweest die aan de wieg stonden van de feministische theologie en baanbrekend werk hebben verricht.
Mary Daly beschreef in haar eerste feministisch werk The Church and the Second Sex uit 1968 de onderdrukkingsmechanismen die in patriarchale culturen op vrouwen worden toegepast en volgens haar werden ondersteund door de joods-christelijke traditie waarin God als mannelijk wordt gezien en vrouwen hun humaniteit en spiritualiteit wordt ontnomen. In haar al eerder genoemde Beyond God the Father uit 1973 pleit ze voor gelijkheid tussen man en vrouw vanuit het uitgangspunt dat de bestaande ongelijkheid niet de intentie van God is, maar een uitvloeisel van de millennia-oude maatschappelijke ongelijkheid in een door mannen gedomineerde samenleving. Rosemary Radford Ruethers Sexism and God-Talk: Toward a Feminist Theology (1983) werd een standaardwerk binnen de feministische theologie. Zij schrijft hierin vanuit een kritisch feministisch perspectief over het ongewenste patriarchale, androcentrische en seksistische taalgebruik in Schrift, kerk en theologie, en over een alternatieve feministische theologie.
In Groot-Brittannië is het Sarah Coakley die deze thematiek heden ten dage actief aan de orde stelt en internationeel veel waardering oogst. Ook de in 2003 overleden Duitse protestantse theologe Dorothee Sölle dient in dit rijtje van belangrijke figuren genoemd te worden, hoewel zij door veel feministisch theologen niet zozeer als feministisch beschouwd werd/wordt en zij door het fragmentarische en polemische karakter van haar werk ook door ‘gewone’ (veelal mannelijke) theologen kritisch werd gadegeslagen.
In Nederland dient in de allereerste plaats Catharina Halkes (1920-2011) genoemd te worden. Zij geldt als de ‘aartsmoeder van de Nederlandse feministische theologie' en zij was het die het werk van bovengenoemde theologes in Nederland introduceerde. Halkes was de eerste hoogleraar feministische theologie (om precies te zijn: Feminisme en Christendom in Nederland) in Europa (t.w. aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen) en heeft wereldwijde invloed gehad op de ontwikkeling van deze theologische discipline.
In 1964 verscheen Halkes’ boek Storm na de stilte, over de positie van de vrouw in de kerk. Halkes constateerde in de daaropvolgende jaren dat naast de kerken ook de theologie fundamenteel diende te veranderen en introduceerde in 1974 de feministische theologie in de Nederlandse academische wereld. Ze richtte in 1976 samen met Fokkelien van Dijk-Hemmes de Interuniversitaire Werkgroep voor Feminisme en Theologie (IWFT) op. In 1982 ontving ze een eredoctoraat van de Amerikaanse universiteit Yale voor haar verdiensten op het gebied van de feministische theologie. Het Catharina Halkes Fonds, dat onderzoek en onderwijs op het gebied van gender en religie in Nederland stimuleert, is naar haar vernoemd.
Van Halkes komen we weer bij de eerder genoemde invloedrijke feministisch (en ecologisch) theologe Sally McFague. Catharina Halkes wees net als McFague op de relatie tussen de dualistische manier waarop naar de verhouding mens-natuur en de verhouding man-vrouw werd gekeken. Al in 1989 publiceerde Halkes hierover het boek … en alles zal worden herschapen. Gedachten over de heelwording van de schepping in het spanningsveld tussen natuur en cultuur. De zorg om de schepping vraagt om het loslaten van het dualisme tussen mens en natuur, dat parallel loopt met dat tussen mannen en vrouwen, beargumenteerde Halkes daarin.
In de VS kreeg de ‘witte’ westerse feministische theologie vanaf de jaren ’80 een tegenhanger in de ‘zwarte’ feministische theologie (ook wel: 'womanist theology'), die vanuit het perspectief van de gekleurde vrouw kritische vragen stelde aan de theologische traditie, maar op haar beurt ook de theologie van haar blanke zusters kritisch bevroeg.
Heden ten dage is de postkoloniale feministische theologie toonaangevend, met namen als Kwok Pui-lan, Ivone Gebara, Chung Hyun Kyung, Marcella Althaus Reid (overleden) en Mercy Amba Odudyoye. Zie voor een overzicht van de postkoloniale feministische theologie deze Engelstalige overzichtsscriptie.
Ook de islamitische feministische theologie is een bloeiende loot aan de boom van de feministische theologie. In dit kader dient ook de 'queer theologie' genoemd te worden, als nieuwe loot aan de stam van de (feministische) bevrijdingstheologie. Het Engelse woord queer (letterlijk: vreemd) is een verzamelnaam voor homo's, lesbiennes, biseksuelen en transgenders. In de queer theologie wordt getheologiseerd vanuit deze specifieke context van seksualiteit en gender. Zie hier voor een handige inleiding met betrekking tot de queer theologie.
Na een vliegende start van de feministische theologie als wetenschappelijke discipline en vele publicaties en initiatieven op dit gebied in decennia vanaf de jaren ’60 lijkt het vakgebied in recente jaren een minder optimistische/dynamische periode door te maken; althans, in de westerse wereld. Sommige feministisch theologes spraken openlijk hun teleurstelling uit in de bewerkstelligde vooruitgang (Mary Daly, Tine Halkes) en de rooms-katholieke vrouwen liepen op tegen de weerbarstigheid van de kerkelijke hiërarchie.
Niettemin is de invloed van feministisch theologes groot geweest: er is binnen de theologie bewustwording gecreëerd van de androcentrische focus van de theologie – parallel aan de mannelijke suprematie in de samenleving - en van de urgentie dit androcentrisme te veranderen ten gunste van een inclusievere manier van wetenschaps- en theologiebeoefening.
Het vakgebied is verder ontwikkeld onder de naam 'gender en religie' en 'genderstudies theologie' en heeft een pendant gevonden in de masculiniteitsstudies.
In Nederland is het in 1976 opgerichte IWFT - nu onder de naam Expertisenetwerk Gender en Religie - actief, evenals de in 1987 opgerichte Oecumenische Vrouwensynode. Gelovige vrouwen blijven kritische vragen stellen aan de traditie en nieuwe inzichten ontwikkelen. Aan de diverse theologische faculteiten en universiteiten in Nederland zijn plaatsen gecreëerd voor docentes feministische theologie, tegenwoordig meestal ‘vrouwenstudies' of 'genderstudies theologie’ genoemd: in Nijmegen is de bijzondere wisselleerstoel Feminisme en Christendom op 1 juli 2001 gewijzigd in de Catharina Halkes/Unie NKV leerstoel voor Religie en Gender die bekleed wordt door Maaike de Haardt. Aan de Universiteit Utrecht is de sinds 1999 bestaande bijzondere leerstoel Vrouwenstudies Theologie per 1 augustus 2009 omgezet in de leerstoel Religie, Gender en Moderniteit, die bekleed wordt door Anne-Marie Korte. In Leiden was van 2001 tot haar overlijden in 2008 Kune Biezeveld (zie http://www.pthu.nl/actueel/nieuws/Nieuwspdf/15maart2012_Lezing_Heleen_Zorgdrager.pdf ) persoonlijk kerkelijk hoogleraar Vrouwenstudies en in Groningen was van 1991-1998 prof.dr. Riet Bons-Storm hoogleraar Pastoraat en Vrouwenstudies. Vanaf 2013 bekleedt Heleen Zorgdrager aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam de persoonlijke leerstoel Systematische Theologie met bijzondere aandacht voor genderstudies.
Het is in de Derde Wereld waar de theologische vrouwenstudies nu het levendigst bloeien; dit voornamelijk om de trieste reden dat de situatie van achterstelling en onderdrukking van vrouwen in de maatschappij (denk aan thema’s als vrouwenbesnijdenis, vrouwenhandel, uithuwelijking, onderwijs) in de zuidelijke delen van de wereld nu eenmaal ernstiger en urgenter is dan in de westerse wereld. Dit neemt niet weg dat ook in Europa en de gehele westerse wereld de strijd tegen patriarchale structuren en mannelijke suprematie nog lang niet gestreden is. Het is daarom te hopen dat een nieuwe generatie feministisch theologen het baanbrekende werk van haar voorgangers voortzet en waar nodig nieuw leven inblaast. Gelukkig zijn door migratie en globalisering de vrouwenstemmen uit het Zuiden hier aanwezig en invloedrijk en is er veel crosscultureel verkeer. De toekomst van feministische theologie ligt dan ook in die postkoloniale crossculturele samenwerking.