Clauses

Onder dit tabblad vind je oefeningen om de eerste stappen te zetten voor een syntactische analyse. Met de syntactische analyse begint elke tekstexegese.

1. Je stelt vast of een tekst tot de narratieve wereld behoort of tot de discursieve wereld. De narratieve wereld is verhalend, de discursieve betogend. Het onderscheid is goed te zien aan de hoofdwerkwoordstijden. De basis van de narratieve wereld wordt gevormd door de en toen + o.v.t. De hoofdwerkwoordstijden van de discursieve wereld zijn de o.t.t., de modale vormen, de gebiedende wijs en het volle werkwoord gebruikt als gebiedende wijs.

2. Je deelt je tekst in in clauses. Een clause is een enkelvoudige zin, een reeks woordgroepen waarin (niet meer dan) één predicaatstoekenning plaatsvindt. 3. Soms worden er clauses geplaatst midden in een andere clause. In dat geval valt die clause uiteen in twee of meerdere clause-atoms. De clause-atoms vormen dan samen de ene clause. Wanneer je clause-grenzen aanbrengt in een tekst, moet je dus eigenlijk clause-atom-grenzen aanbrengen.

4. Per afzonderlijke clause(-atom) is niet alleen aan te geven of die tot de narratieve of discursieve wereld behoort, maar tevens of hij op de voorgrond staat of de achtergrond. De termen ‘voorgrond’ en ‘achtergrond’ zijn ontleend aan de dramatologie. Zij geven aan op wat voor plek informatie zich in de tekst bevindt. De hoofdwerkwoordstijden staan altijd op de voorgrond. De overige clauses vormen de achtergrond en verstrekken aldus informatie aan de tekstlezer om de narratieve of discursieve hoofdstappen te begrijpen.

[ genesis ] [ psalm23 ] [ jes20 ] [ jozua5 ] [ marcus2 ]