Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Hans van Loon
Dossiers » Asterius de Sofist » introductie » Asterius de Sofist (ca. 260/280 – na 341)

Asterius de Sofist (ca. 260/280 – na 341)

Asterius de Sofist is een prominente figuur uit de eerste helft van de vierde eeuw. Zijn geboortejaar wordt rond 260 en 280 geschat, omdat hij ten tijde van de vervolgingen vanaf 303 al volwassen was en hij ook nog aanwezig was op een synode in Antiochië in 341. Tijdens de vervolgingen in 303-311 verloochende Asterius het christelijke geloof door te offeren aan de goden. Na de vervolgingen keerde hij terug tot het christendom, maar door zijn afvalligheid heeft hij nooit een kerkelijk ambt kunnen bekleden. Als denker is hij wel belangrijk geweest voor de stroming die de nadruk op het verschil tussen God de Vader en God de Zoon legde. Deze oplossing is uiteindelijk afgewezen door de kerk.

Asterius leerde dat er een groot verschil is tussen God de Vader en God de Zoon. Hij benadrukte dit onderscheid tussen beiden onder andere op basis van 1 Kor. 1:24, waar staat dat Christus Gods eeuwige kracht en wijsheid is. Asterius stelde op grond van de afwezigheid van het bepaalde lidwoord dat Christus niet de eeuwige Wijsheid van God is, maar een kracht en wijsheid van God. Een ander voorbeeld dat zijn tegenstander Athanasius noemt, is dat Asterius niet alleen Christus, maar ook de sprinkhaan een ‘grote kracht’ noemt, op grond van Joël 2:5 (in de Septuagint). Asterius stelt dat er naast Christus nog een andere, eeuwige Wijsheid in God is, hoger dan de Zoon.

Door onderscheid te maken tussen twee categorieën van eigenschappen in God, de niet-relationele en de relationele eigenschappen, wilde hij wel voorkomen dat Christus radicaal onderscheiden was van God, en niet God genoemd zou kunnen worden. De niet-relationele eigenschappen, zoals ongeworden en eeuwig, zou God de Vader dan niet delen met de Zoon. Deze zijn alleen van toepassing op God de Vader. Maar de relationele eigenschappen van God, de krachten die naar buiten werken, deelt God wel met de Zoon. Zodoende is de Zoon volgens Asterius dus weliswaar geschapen, maar Hij is ook het onveranderlijke beeld van God en is Hij gelijkend aan God naar wezen, en op die manier God. Zo probeerde Asterius vast te houden dat God één is, en tegelijkertijd dat we in Jezus Christus betrouwbare kennis over God hebben ontvangen, doordat Jezus het beeld van God is. Voor zijn tegenstanders, de latere orthodoxen, was dit duidelijk niet voldoende, en zij hebben hem daarom flink van repliek gediend.

In het conflict van de vierde eeuw stond Asterius aan de kant van het vroege arianisme. Op dat moment was er binnen de christelijke kerk een heftige discussie en onderscheid tussen verschillende stromingen, maar niet alle kerkelijke leiders waren onmiddellijk in het ene of het andere kamp onder te brengen. Eusebius van Caesarea, die nooit is veroordeeld als ariaan, was bijvoorbeeld theologisch nauw verbonden met Asterius, onder andere door het schrijven van een werk waarin hij het voor Asterius opnam tegenover Marcellus van Ancyra. De geschiedschrijver Philostorgius beschrijft Asterius als een leerling van Lucianus van Antiochië of Paulinus van Tyrus. Ook een aantal andere ‘ariaanse’ prominenten aan het begin van de ariaanse strijd wordt ‘mede-lucianisten’ genoemd, van wie de bekendste Eusebius van Nicomedië is.

Twee van zijn belangrijkste tegenstanders waren Marcellus van Ancyra en Athanasius van Alexandrië. Zo schreef Marcellus rond 335 een werk Tegen Asterius, dat tot de veroordeling van Marcellus van Ancyra leidde. Om voor Asterius op te komen schreef Eusebius van Caesarea daarna twee werken: Tegen Marcellus en Over de theologie van de kerk. Dit zijn geen werken van Asterius zelf, maar we leren er wel iets van zijn denken kennen. Verder heeft Athanasius een aantal fragmenten van hem overgeleverd in zijn werken. Anderen hebben geen citaten uit zijn werken overgeleverd, hoewel de geschiedschrijver Socrates vermeldt dat ze in de 5e eeuw, ten tijde van het schrijven van zijn kerkgeschiedenis, nog bestonden. En hoewel Athanasius erg negatief over hem schreef, is het oudste betrouwbare getuigenis dat hij is veroordeeld door de kerk, pas geschreven in 634. Dit is te vinden in een brief van Sophronius van Jeruzalem aan Sergius van Constantinopel, die op het concilie van Constantinopel in 680 is voorgelezen.

Werken

Het lastig om veel met duidelijkheid te zeggen over de werken van Asterius de Sofist. Allereerst zijn er enkele dogmatische werken. Het eerste is het Syntamation (letterlijk: klein boekje / traktaat). Dit werk kennen we door citaten van Athanasius in zijn geschriften Over de Synodes en Redevoeringen tegen de Arianen. De datering van dit werk is onbekend, het zou goed geschreven kunnen zijn vóór het concilie van Nicea in 325. Het tweede werk is een verdediging van een brief van Eusebius van Nicomedië aan Paulinus van Tyrus (Opitz, Urkunde 8). Daarnaast is er mogelijk nog een polemisch traktaat tegen Marcellus van Ancyra, maar dit zou ook identiek aan werk nummer 2 kunnen zijn. Hoewel we alleen fragmenten hebben, is er wel een kritische editie van dit fragmentarische werk gemaakt door Markus Vinzent, waardoor we een beperkte inkijk hebben in het denken van Asterius. Deze fragmenten zijn hoofdzakelijk geordend op basis van de theologische inhoud van de fragmenten die overgeleverd zijn in het werk van Athanasius en Marcellus, wat al laat zien dat we alleen die fragmenten bezitten op basis waarvan zijn tegenstanders hem bestreden.

Daarnaast vertelt Hieronymus dat Asterius tijdens de regering van Constantius (337-361) een commentaar op de brief aan de Romeinen, de evangeliën, de Psalmen en vele andere werken heeft geschreven (in: Over illustere mannen, 94). Verder spreekt Theodorus van Mopsuestia over een commentaar dat Asterius schreef over het Johannes-evangelie. Over het algemeen wordt aangenomen dat al deze werken van Asterius verloren zijn gegaan, hoewel er in de 20e eeuw stemmen waren die meenden preken van Asterius te hebben ontdekt.

Van welke Asterius zijn de preken?

In de twintigste eeuw is er een discussie ontstaan over een prekenbundel van 31 preken over de Psalmen die op naam van Johannes Chrysostomus zijn overgeleverd. Al vanaf de 16e eeuw twijfelden sommigen aan het auteurschap van Johannes Chrysostomus, en in de eeuwen daarna zijn de preken toegeschreven aan Asterius van Amasea (340 - na 400) en aan Asterius de Sofist. Het is met name Marcel Richard geweest die vanaf 1935 (het grootste deel van) deze preken aan Asterius de Sofist heeft toegeschreven, wat uitmondde in een kritische editie van deze prekenbundel in 1956. Door middel van taal- en stijlanalyse probeerde Eiliv Skard hetzelfde te betogen. De claim van het auteurschap werd eerst door velen geaccepteerd, hoewel dit er niet direct toe leidde dat men het belang inzag van deze preken voor de theologie van de vroege arianen. Eind jaren ’80 heeft Wolfram Kinzig echter betoogd dat Asterius de Sofist niet de auteur van deze prekenbundel kan zijn geweest. Noch Asterius van Amasea, aan wie de bundel ook wel toegeschreven werd, noch Asterius de Sofist is volgens hem de auteur, maar een andere, ons verder onbekende Asterius. Omdat de naam in die tijd veel voorkwam, is het lastig te zeggen wie het was, alleen is het zeer waarschijnlijk dat de preken tussen 385 en 410 in het westen van Syrië zijn ontstaan.

Deze conclusie is betwist door Karl-Heinz Uthemann, maar in de kritische editie van Asterius volgt Markus Vinzent de lijn van Kinzig. Daarnaast had ook Christopher Stead al vraagtekens gezet bij het auteurschap van een aantal van de preken. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat we alleen citaten van Asterius bezitten die overgeleverd zijn door zijn tegenstanders. Het zou erg mooi zijn geweest als we ook preken zouden hebben gehad die niet in een polemische situatie zijn ontstaan, omdat het denken van Asterius de Sofist dan veel beter te reconstrueren zou zijn geweest en daarmee het denken van de arianen zoals ze het zelf uitlegden.

De invloed van Asterius

Tot slot kunnen we de vraag stellen naar het belang en de invloed van Asterius. Athanasius van Alexandrië ziet hem als een van de belangrijkste vertegenwoordigers binnen het ariaanse kamp. In diens Redevoeringen tegen de Arianen komen vele citaten en verwijzingen naar Asterius voor. Ook Marcellus van Ancyra zag Asterius als een van de belangrijkste inhoudelijke tegenstanders en verder wordt hij ook in de recente literatuur gezien als een van de belangrijkste systematische denkers van de vroege arianen. We kunnen echter alleen maar gissen waarom er naast Athanasius en Marcellus geen anderen zijn geweest die Asterius’ werk hebben geciteerd, als steun voor hun denken of juist om het te weerleggen.

Waarschijnlijk heeft Asterius ook invloed gehad op latere denkers als Eunomius, een neo-ariaan. In diens werk wordt hij echter niet genoemd, maar dit zou ook kunnen komen doordat de orthodoxen slechts selectief enkele werken van Eunomius en andere neo-arianen hebben overgeleverd, of dat er door tal van andere omstandigheden, zoals het klimaat, werken verloren zijn gegaan.

Wat wel met zekerheid te zeggen valt, is dat Asterius invloed heeft gehad doordat een denker als Athanasius en ook de latere kerkvaders zich moesten verhouden tot de vragen die Asterius en andere ariaanse denkers stelden over de relatie tussen de eenheid van God en de christelijke belijdenis dat Jezus Christus Heer is. Het christelijke belijden had wel bepaalde kaders vanaf het begin, zoals de belijdenis van één God en de belijdenis van Jezus Christus als Heer, maar aanvankelijk waren dit hoofdzakelijk geloofsuitingen, die verdere reflectie nodig hadden om een nauwkeuriger definitie en betekenis uit te laten kristalliseren. Een groot deel van de christelijke leer ontwikkelde zich dus pas gaandeweg, onder ander ook door de afbakening en afwijzing van bepaalde visies op God. Zodoende staat Asterius voor een weg van het christelijke denken die vanuit het kerkelijke standpunt uiteindelijk op een dood spoor terechtkwam.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Hans van Loon.