Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Clara van Assisi » introductie » Clara van Assisi, (1193/94 - 1253)

Clara van Assisi, (1193/94 - 1253)

‘Dochter’ van Franciscus en stichtster van de Clarissenorde

Chiara di Favarone di Offreduccio werd in 1193 of 1194 geboren als eerste dochter van ridder Favarone di Offreduccio en vrouwe Ortolana Fiumi. Zij behoorden tot de stadsadel en waren rijk en aanzienlijk. Clara’s moeder Ortolana was bekend om haar vroomheid en heeft zelfs een pelgrimage naar het Heilig Land gemaakt. Zij zou haar dochter de naam Clara (‘helder, licht’) gegeven hebben omdat zij tijdens een gebed voor haar bevalling een stem uit de hemel hoorde die zei: ‘Vrees niet, vrouw, want gij zult ongedeerd een licht ter wereld brengen dat het licht zelf met meer helderheid zal doen schijnen.’ In 1198 moest Clara’s familie naar Perugia vluchten. De spanning tussen de adel en de burgers van de stad Assisi was zo hoog opgelopen dat er heftige onlusten uitbraken. Pas in 1205 was de strijd geluwd en keerde Clara terug naar Assisi, waar haar vader en oom alles op alles moesten zetten om de hun ontnomen bezittingen terug te eisen.

Assisi is met name bekend geworden door Franciscus, de bedelmonnik die daar in het begin van de dertiende eeuw preekte en een nieuwe evangelische beweging, de Orde van de Minderboeders oftewel de Franciscanen, stichtte. Zijn evangelische armoedebeweging werd in door paus Innocentius III erkend. Minder bekend is echter Clara, de vrouw die naast Franciscus een geheel eigen inbreng heeft gehad bij het ontstaan én voortbestaan van die beweging. Samen met Franciscus heeft ze de levenswijze volgens het evangelie van Jezus Christus hertaald binnen de zich veranderende cultuur van hun dagen. Ze gaven er een eigentijdse vorm aan die aansloot bij de nieuwe sociale en economische structuren van een stedelijke samenleving, waarin bezit en macht in toenemende mate toonaangevend werden. Ook de Kerk ontkwam niet aan deze verleidingen. Door hun radicale keuze voor een leven zonder bezit hebben deze ‘kleine armen’ in de Kerk een tegenbeweging op gang gebracht. Tot op de dag van vandaag trachten velen zich de kernwaarden van hun spiritualiteit eigen te maken. Als zusters en broeders vormen ze samen de Franciscaanse Beweging, verspreid over de hele wereld.

Wat hadden Franciscus en Clara met elkaar? De ene een intelligente en vrolijke, maar gewone burgerjongen, de ander een aantrekkelijke jongedame uit de hoogste kringen van de stad Assisi. Hoe is die bijzondere relatie tussen de ‘arme zuster’ en ‘mindere broeder’ – zoals ze zichzelf graag noemden – ontstaan en gegroeid? Graag luisterde Clara naar de korte boetepreken die Franciscus soms op het plein voor de San Rufino-kerk in Assisi hield. Zijn vurige woorden raakten haar hart. Franciscus had over Clara gehoord dat ze dikwijls de armen bezocht, hen liefdevol hielp en thuis veel bad. Hij zocht contact met haar en na een aantal geheime ontmoetingen, waarbij Clara vergezeld werd door haar vriendin Bona di Guelfuccio en Franciscus door zijn vriend en medebroeder Filippo Longus, verliet Clara in de nacht van Palmzondag 1211/12 onopgemerkt haar ouderlijk huis om zich bij de minderbroeders te voegen. Dit alles moest plaatsvinden buiten Clara’s familie om, die namelijk plannen had haar in het huwelijk te laten treden met een aanzienlijk edelman. In het kerkje van Portiuncula liet Clara door Franciscus haar haren kort knippen als teken dat ze opgenomen was in een religieuze gemeenschap. Ze verruilde haar dure kleding voor het habijt van de armoede. Clara was de eerste vrouw die zich bij Franciscus aansloot.

Clara koos echter niet voor een rondtrekkend leven zoals de broeders - de Kerk stond dit waarschijnlijk ook niet toe -, maar wilde in een besloten klooster een leven van gebed leiden. De broeders brachten haar daarom naar het benedictinessenklooster van San Paolo, alwaar Clara’s familieleden nog getracht hebben haar weg te kapen. Toen zij echter zagen dat Clara onder de kerkelijke rechtsmacht viel, lieten ze haar met rust. Na dit incident werd Clara naar de kerk van Sant’Angelo di Panzo gebracht, waar een groep religieuze vrouwen leefde bij een veldkerkje. Enkele weken later trok Clara naar het kerkje van San Damiano, samen met haar zus Agnes, die zich onder hevig protest van haar familie bij haar had gevoegd, en Pacifica, de zus van vriendin Bona. Daar namen zij met toestemming van de bisschop hun intrek in een aanleunend hospitium, eerder bewoond door de pastoor van het kerkje. Franciscus en zijn broeders hadden de gebouwen opgeknapt.

 

Spoedig kwamen er gelijkgezinde vrouwen bij, aanvankelijk uit Clara’s familie- en kennissenkring, later ook uit verder afgelegen streken en uit alle standen. Franciscus stond hun ter zijde en schreef voor hen een korte leefregel waarin hij beloofde altijd voor de zusters te zullen zorgen. Deze belofte vormt tot op de dag van vandaag de basis van de wederzijdse verbondenheid van de Orde van de Arme Zusters met de Orde van de Minderbroeders. Na enkele jaren liet Franciscus de leiding aan Clara over. Terwijl Clara en haar zusters in stilte hun leven in armoede wijdden aan gebed, trokken Franciscus en zijn broeders door de wereld om arm met de armen het evangelie te verkondigen. Je kunt zeggen: de zusters waren apostolisch in hun contemplatieve levensvorm en de broeders contemplatief in hun apostolisch leven. Zo was het toen, zo is het nu.

Na het Vierde Lateraans Concilie in 1215 moest ook de gemeenschap van San Damiano, zoals veel andere nieuwe gemeenschappen, een bestaande kloosterregel aannemen. Voor Clara werd dat de Regel van Benedictus. Clara moest zich, onder hevig protest, abdis laten noemen. Clara verzocht paus Innocentius III om dispensatie van het hebben van bezittingen. Deze paus, die meer dan zijn confraters ruimte wilde geven aan verscheidenheid in de vormgeving van geestelijk leven binnen de Kerk, verleende in 1215/16 het ‘privilege van armoede’ aan San Damiano. Voor Clara woog het principe van de ‘heilige armoede’ uiterst zwaar; hierover is later meer dan eens onenigheid geweest tussen haar en de latere pauselijke toezichthouders, de kardinalen Hugolinus en Rainaldo, die vreesden voor te grote onafhankelijkheid van de Kerk c.q. te grote afhankelijkheid van giften. Hugolinus bekrachtigde het privilege echter opnieuw in 1228. Toch bracht de druk uit Rome op deze arme in beslotenheid levende vrouwen om een algemene leefregel te aanvaarden, waarin voor absolute armoede geen ruimte was, Clara ertoe uiteindelijk zelf een Levensvorm te schrijven voor San Damiano.

Ook bij de Minderbroeders waren er moeilijkheden. De snelle groei was er mede oorzaak van, dat het oorspronkelijk ideaal binnen de orde ging verslappen. Franciscus leed hier erg onder maar bij Clara en haar zusters vond hij het elan en het sobere en eenvoudige leven van het begin terug. Daaruit putte hij kracht. Om over de pijnlijke conflicten tussen zijn broeders na te denken, ging hij in 1224 voor een veertigdaagse retraite naar de kluizenarij op de berg La Verna. Tijdens zijn verblijf daar kreeg hij een visioen van een gekruisigde seraf (engel), waarna hij de wondtekenen van de Gekruisigde in zijn lichaam zag. Nadien ging zijn lichamelijke conditie sterk achteruit. De laatste jaren van zijn leven ging hij gebukt onder zware lichamelijke ziekten, depressie en blindheid. In de winter van 1225 werd hij zo ziek dat hij naar de verblijfplaats van de broeders bij San Damiano ging. Daar heeft hij in Clara’s biddende nabijheid troost ontvangen en kracht hervonden en dichtte hij zijn Zonnelied. Hij kon rustig zijn levenseinde tegemoet zien omdat hij in Clara een zuster had bij wie zijn kostbare nalatenschap veilig was. Franciscus stierf in de avond van 3 oktober 1226 bij het kerkje van Portiuncula, de bakermat van de beide orden.

In dezelfde periode openbaarden zich bij Clara de eerste symptomen van een chronische ziekte die haar bedlegerig zou maken. Haar vastberadenheid had echter niets ingeboet. Ze bleef de oorspronkelijke levenswijze behoeden, vooral toen in de Orde van de Minderbroeders de strijd over de praktische beleving van de armoede op zijn hevigst was. Clara en haar zusters lieten door hun leven zien, waar de beleving van de evangelische armoede op neer kwam. De armoede van Jezus Christus schenkt de vrijheid van een leven zonder eigendom, brengt vrede waar strijd is om bezit, verbindt mensen als zusters en broeders. Zo had Jezus gemeenschap gesticht, zo ook verlangde Clara haar gemeenschap op te bouwen.

In de Levensvorm die Clara in de laatste jaren van haar leven heeft geschreven, heeft ze de leefregel die Franciscus in het begin gegeven had, waarin zijn belofte om altijd voor de zusters te blijven zorgen, opgenomen. Leven zonder vaste inkomsten en de verbondenheid met de broeders zijn twee speerpunten, waarop ze de kerkelijke gezagsdragers bij herhaling heeft aangesproken. Alleen door wederzijdse inspiratie en ondersteuning zou het charisma van Franciscus onder de zusters en broeders levend kunnen blijven, aldus Clara. In haar Levensvorm kregen armoede, nederigheid en liefde gestalte in de praktijk van het dagelijks leven. Dat kwam neer op de lofprijzing van God, de wederzijdse zorg voor elkaar en het biddend en luisterend meedragen van de noden van de mensen die aan de kloosterpoort aanklopten. Twee dagen voor haar dood, op 9 augustus 1253, ontving ze, als eerste vrouw in de geschiedenis, van de paus de bekrachtiging van haar Levensvorm of Regel.

Clara’s spiritualiteit laat zich als een vreugdevolle Hoogliedmystiek en bruidsmystiek typeren, die we vooral in haar briefwisseling met Agnes van Praag naar voren zien komen. De zelfgave van de ‘arme Christus’ bewoog haar. Clara’s vrije overgave was een en al geloofsantwoord op Gods toenadering die zich als pure liefdesgave telkens opnieuw schenkt. Dit besef is de kern van haar bruidsmystiek. Ze schrijft hartverwarmende woorden over Hem die zij haar Bruidegom noemt en kan de vreugde die ze ervaart in de doorleving van deze innige liefdesband niet voor zichzelf houden. De bruidsmystiek is zowel bij Clara als Franciscus onlosmakelijk verbonden met de kruismystiek. Bij de ervaring van de intense vreugde hebben zij nooit uit het oog verloren dat de Beminde in zijn onuitsprekelijke liefde voor de mens tot het uiterste gegaan is. Juist op die weg verlangden zij, gedreven door een vurige liefde, Hem te volgen. Niet het lijden staat echter in het middelpunt, maar de liefde die juist ook in het leed van de Geliefde wil delen. Vreugde en enthousiasme zijn voelbaar in de geschriften van Clara. Bij haar ziet het kruis – net als bij Bonaventura – er eigenlijk niet ‘zwart’ uit, maar veeleer roodgloeiend van liefde en goudglanzend door de heerlijkheid. Alleen door de deelname aan het kruis kan men volledig verbonden zijn met de geliefde Heer en Bruidegom.

Clara heeft altijd geweigerd zichzelf ‘abdis’ of ‘overste’ te noemen. Opvallend is ook dat Clara de eigen verantwoordelijkheid van de mens die door God geraakt is, voorop stelt. Ze dringt nooit op, maar bemoedigt en geeft advies. In haar Testament noemde ze zich ‘dienares van Christus en van de arme zusters van het klooster van San Damiano’ en in de Zegen die zij kort voor haar dood uitsprak ‘dienstmaagd van onze Heer Christus’ en ‘plantje van de heilige Franciscus’. Graag noemde ze zich het ‘stekje’ of ‘plantje’ van Franciscus. Deze naam drukt erkenning uit: haar levenswijze was de vrucht van een diepe geestverwantschap met hem. Op een aantal plaatsen in haar geschriften noemt Clara hem zelfs ‘vader’. Ook vermeldt zij een intieme droom waarin zij als een zuigeling uit de borst van Franciscus drinkt. Claris en Clara-deskundige Edith van den Goorbergh concludeert dat Clara haar relatie met Franciscus heeft ervaren als de band die een kind met haar moeder heeft: zij is als een zuigeling begonnen en door haar moeder gevoed en opgevoed, maar zij is volwassen geworden en op eigen benen komen te staan. Na Franciscus’ dood bereikte zij een gezag dat niet veel onderdeed voor dat van Franciscus. Clara’s werkelijke moeder, Ortolana, trad overigens na het overlijden van haar man en Clara’s vader toe tot de orde van haar dochter in het klooster van San Damiano en bracht daar haar laatste levensjaren door.

Clara overleed op 11 augustus 1253. Zowel paus Innocentius IV als kardinaal Rainaldo hadden haar nog op haar ziekbed bezocht. Twee dagen voor haar overlijden bereikten haar de berichten over de pauselijke goedkeuring van de eigen Levensvorm. Het proces van haar heiligverklaring begon twee maanden later. Reeds twee jaar na haar dood, in 1255, werd Clara door paus Alexander IV heilig verklaard. Tussen 1257 en 1265 werd in Assisi de Santa Chiara-basiliek gebouwd, alwaar zich tot op de dag van vandaag haar graf bevindt.

Zie voor verdere verdieping over Clara en haar band met Franciscus van Assisi het hoofdstuk van Edith van den Goorbergh, claris in Megen, hierover in Bert Blans (red.), Mystiek duet: tweestemmigheid binnen christelijke spiritualiteit, Nijmegen: Valkhof Pers, 2006 (zie onderstaande link).



Bron: Tilburg School of Catholic Theology
Externe link: Bestelinformatie