Door Jos Moons s.j.
Ignatius van Loyola
Ignatius van Loyola was van Baskische adel. Zijn opvoeding was navenant. Tijdens een slag bij de stad Pamplona in 1521 gedroeg hij zich zo overdreven dapper, dat hij door een vijandige kogel werd getroffen aan de knie. Op dat moment was hij dertig jaar oud. In het stamslot te Loyola werd hij verpleegd. Er bleef hem niets anders over dan te dagdromen wat hij straks na zijn genezing allemaal voor een mooie, hoofse dame zou doen om haar aandacht en liefde te winnen. Ten slotte begon hij uit pure verveling de twee enige boekjes te lezen die er in het huis te vinden waren: een levensbeschrijving van Jezus, en een bundeltje heiligenlevens. Vanaf dat moment had hij er een onderwerp bij om over te dagdromen: 'Hoe zou het zijn als ik net als Sint Franciscus ging doen, of als Sint Dominicus?' Na verloop van tijd bemerkte hij hoe de dagdromen over Franciscus en Dominicus hem veel meer voldoening schonken dan de andere over zijn hoofse dame.
Intussen bleek dat de knie niet goed genas. Er groeide een vreemd uitstekend bot naar buiten. Omdat hij zo nooit voor zijn hoofse dame zou kunnen verschijnen, verzocht hij de dokter, nadat deze het been nog eens gebroken en opnieuw gezet had, het eenvoudig weg te zagen. Zonder verdoving en twee keer een traan wegpinkend doorstond hij deze barre operatie. Toch bleven de fantasieën over de navolging van de heiligen hem meer troost bieden. Hij beschouwde dat verschijnsel als een signaal van 'de goede geest', en trok de consequentie dat hij dus aan díe geest moest gehoorzamen.
Na zijn genezing - al bleef hij zich sindsdien wat hinkend voortbewegen - trok hij zich terug in de eenzaamheid, om nog veel meer gebedservaring op te doen. God had hem op zijn ziekbed door de innerlijke bewegingen van troost en dorheid de eerste lessen in onderscheiding der geesten en gebed bijgebracht. Hij zou dat ook in het vervolg blijven doen. Ignatius hield nauwgezet notitie bij van wat hij in zijn gebed doormaakte. Uit die aantekening is zijn handleiding voor het begeleiden van bidders gegroeid: de 'Geestelijke Oefeningen'.
Daarin legt Ignatius achtereenvolgens de nadruk op het ordenen van je leven, of beter het inordenen van je leven binnen Gods bedoeling met de wereld; vervolgens op de navolging van Christus door punctueel de evangelieverhalen te overwegen, te proeven en te smaken; en ten slotte op het vermogen om in alle dingen Gods liefde te zoeken en te vinden.
Hij was ervan overtuigd, dat deze gaven hem geschonken waren om door te geven. Zo begon hij mensen te begeleiden in hun gebed. Op zijn veertigste zette hij zich nog aan een theologiestudie te Parijs om beter onderlegd te zijn in het geven van de Geestelijke Oefeningen. Aan de universiteit probeerde hij met behulp van zijn gebedsmethode studenten te winnen voor Christus. Tenslotte vormde zich een groep van negen studenten rond de Geestelijke Oefeningen. De beroemdste van hen is wel Franciscus Xaverius, net als Ignatius een Bask, maar beider families leefden zo'n beetje op voet van oorlog met elkaar.
In 1534 legden de eerste paters de geloften af om daarmee te symboliseren, dat ze zich met al hun vermogens zouden inzetten om mensen voor Christus te winnen. Dit gebeurde in een kapelletje op de Montmartre, even buiten Parijs. In feite ligt daar het ontstaan van de
jezuïetenorde, ook wel Sociëteit van Jezus genoemd. Ignatius heeft zich er altijd tegen verzet dat de door hem gestichte orde Ignatianen of Iniguïsten zou heten.
In 1540 werd de Orde officieel door de paus goedgekeurd. Het bijzondere was, dat de paus de onvoorwaardelijke volmacht kreeg om de leden ervan daarheen te sturen, waar hij, als plaatsbekleder van Christus, meende ze het meest nodig te hebben.
Ignatius was kort daarvoor door de anderen tot Algemeen Overste gekozen (in het Latijn van die dagen: Superior Generalis, kortweg 'Generaal' geheten). Tot aan zijn dood was hij het bezielende middelpunt van een snel groeiende en zich wereldwijd vertakkende organisatie. Hij bezwoer de paters om regelmatig brieven te schrijven, zodat hij op de hoogte kon blijven, en zich aan hun verhalen kon inspireren. Zelf schreef hij er zowel vóór als na zijn generaalskeuze duizenden.
Was de Orde in 1540 begonnen met tien man, zestien jaar later bij Ignatius' dood telde ze duizend paters en broeders, verspreid over vestigingen in heel Europa, Azië, Ethiopië en de beide Amerika's.
Cultuurhistorische context
De 16e eeuw is een tijd van grote culturele omwentelingen. De vraag van Maarten Luther, ‘hoe vind ik een genadige God?’ suggereert wat er typisch is voor de 16e eeuw: een groeiend bewustzijn van het individu. Denk ook aan Descartes’ uitspraak ‘cogito ergo sum’, ‘ik denk dus ik ben’. In beide uitspraken staat ‘ik’ centraal. Ignatius’ spiritualiteit weerspiegelt deze cultuur. Typisch voor zijn missionaire strategie is het geestelijke gesprek en de individuele begeleiding. Later zouden de jezuïeten ook aan scholing gaan doen. Maar ook bij daarbij blijft er bijzondere aandacht voor het individu. Een van de typerende kenmerken van ignatiaanse scholing is de ‘cura personalis’, de zorg voor deze specifieke mens.
De 16e eeuw is ook een tijd van grote kerkelijke omwentelingen. Luther protesteerde tegen de aflatenhandel, en toen hij zijn protest niet introk werd hij in 1521 geëxcommuniceerd. Zo ontstond, kort gezegd, de reformatie. Het hervormingsconcilie van Trente (1545-1563) kwam te laat om de kerkscheuring die ontstaan was te helen. Overigens waren er jezuïeten aanwezig op het concilie. Enerzijds was het concilie een ‘Contrareformatie’, bedoeld om tegen de Reformatie in te gaan. Anderzijds moet er gezegd worden dat, in feite, er al voor Luther een hervormingsbeweging op gang gekomen was, waar het concilie deel van was. Die beweging wordt ‘de katholieke reformatie’ genoemd. Ignatius moet gezien worden als deel van beide bewegingen, maar vooral als deel van de tweede beweging. Het ging hem vooral om het 'helpen van de zielen'.
Beeldvorming over Ignatius
De figuur van Ignatius roept verschillende beelden op. Voor sommigen is hij een mysticus met gevoel voor God, anderen zien hem als militair die ‘kadavergehoorzaamheid’ verwacht. Schrijft hij immers niet zelf dat “wat ik als wit zie zwart is als de hiërarchische kerk dat zo bepaalt”?
Grotendeels kleven aan de jezuïeten dezelfde beelden. Het zou een spirituele orde zijn, waar je terecht kunt voor geestelijke begeleiding of retraites; of juist een heel strenge orde, van tucht en orde. En dan is er ook nog het beeld van de sluwe jezuïet. Denk aan de uitdrukking ‘jezuïetenstreek’, of zoek in de Van Dale op ‘jezuïet’.
Voor al die beelden is er wel iets te zeggen: (1) Ignatius is een mysticus, en jezuïeten worden nog steeds veel gevraagd voor geestelijke begeleiding; (2) Maar ook: al snel na Ignatius’ dood komt de klemtoon te liggen op gehoorzaamheid en tucht, ten koste van innerlijkheid; de biografie van Ignatius wordt zo vervormd dat dat ook de spiritualiteit van Ignatius zelf lijkt. Overigens is sinds het Tweede Vaticaans Concilie de innerlijke kant van Ignatius en van de ignatiaanse spiritualiteit herontdekt en in ere hersteld. (3) Bovendien is Ignatius een handige jongen, op zoek naar ‘wat werkt’ en naar ‘wat helpt’ in gegeven omstandigheden. Dat is nog steeds typerend voor hoe jezuïeten dingen benaderen. De bedoeling is diepzinnig, namelijk om te ‘onderscheiden’ wat wijs is. Maar als het spirituele fundament verwatert – en dat gebeurt soms – dan verwordt de openheid voor ‘wat werkt’ tot de oppervlakkigheid van slinkse sluwheid.
Spiritualiteit
Bron: Tilburg School of Catholic Theology