Gray noemt Leontius van Jeruzalem ‘the outstanding Neo-Chalcedonian theologian of the first half of the Sixth Century’ (122), al gebruikt hij zelf liever de term ‘cyrillisch-chalcedonische traditie’ dan ‘neo-chalcedonisme’. Als Leontius’ belangrijkste bijdrage aan de theologie ziet hij diens gelijkstelling van de ene hypostase van Chalcedon met de hypostase van het eeuwige Woord en de daarmee gepaard gaande gedachte dat Christus’ mensheid in de hypostase van het Woord existeert.