Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Jan Brouwers
Dossiers » Paulus VI, paus » introductie » Paus Paulus VI

Paus Paulus VI

Giovanni Battista Montini werd in 1920 tot priester gewijd en zette zijn studies voort en behaalde een graad in het kerkelijk recht. In 1922 kreeg hij een aanstelling aan het staatssecretariaat van de Curie. Het was het begin van een carrière in de curie die hem tot naaste medewerker van paus Pius XII zou maken, voor wie hij een grote bewondering had.

Het werd zijn taak om de brieven te beantwoorden waarin de paus om hulp werd gevraagd. Zijn opdracht was om waar mogelijk hulp te verlenen. Daarom zette hij een informatiebureau op dat gegevens verzamelde over meer dan 11 miljoen krijgsgevangenen en vermisten. Ook was hij betrokken bij de opvang van vluchtelingen in Rome en bij de distributie van voedsel. Hij zorgde ervoor dat ontsnapte krijgsgevangenen, joden en tegenstanders van het fascistische regime in Italië konden onderduiken.

In 1954 werd Montini aartsbisschop van Milaan. Al snel sprak hij zich in het openbaar uit over arbeidsomstandigheden en andere sociale kwesties. Ook riep hij op tot toenadering tot andere christenen en niet-christelijke godsdiensten. Hij zorgde ervoor dat de liturgische vernieuwingen van paus Pius XII werden doorgevoerd en probeerde het geloof terug te brengen in de sterk geseculariseerde stad Milaan. Dat deed hij onder meer door een campagne in november 1957 toen honderden priesters en bisschoppen op allerlei plaatsen in de stad preekten. Hij realiseerde zich dat grote delen van West-Europa net zo ontkerkelijkt werden als de stad waar hij zijn bisschopszetel had.

Na zijn verkiezing in 1958 hield Johannes XXIII al spoedig een consistorie en creëerde Montini tot kardinaal. Hij kreeg verscheidende functies in het Vaticaan en kreeg de gelegenheid verschillende delen van de wereld te bezoeken.

De aankondiging van Johannes XXIII van het Tweede Vaticaans Concilie kwam als een volkomen verrassing voor hem en hij vroeg zich af of de paus hier wel verstandig aan had gedaan. Toch vroeg Johannes XXIII hem om zitting te nemen in het voorbereidend comité.

Na de dood van Johannes XXIII was de verkiezing van Montini tot paus geen verrassing. Hij had veel bestuurlijke ervaring en als aartsbisschop van Milaan had hij zijn pastorale kwaliteiten getoond. Omdat hij niet als bijzonder progressief of conservatief bekend stond, was hij voor een meerderheid van de kardinalen aanvaardbaar.

Nu werd het zijn taak om het Tweede Vaticaans Concilie voort te zetten. Over dit concilie had hij aanvankelijk zijn bedenkingen gehad en ook zette hij vraagtekens bij de haast die Johannes XXIII had gemaakt, die meende dat het concilie niet langer dan enkele maanden zou hoeven duren.

In werkelijkheid werd het concilie pas in 1965 afgesloten. Johannes XXIII had zich steeds op een afstand gehouden van de vergaderingen, maar Paulus VI voelde zich gedwongen om op bepaalde momenten in te grijpen. Zijn voornaamste zorg was het overbruggen van de tegenstelling tussen vooruitstrevende en behoudende bisschoppen. Tot die eerste groep behoorden bisschoppen uit Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, België en Nederlanden. De behoudende groep was vooral te vinden onder de Italiaanse curie-kardinalen. Vooral deze laatste groep oefende druk uit op Paulus VI om terughoudend te zijn bij het toelaten van vernieuwingen.

Johannes XXIII had het imago van een revolutionair. Paulus VI kreeg – al evenzeer ten onrechte – het imago van een reactionair die alle verworvenheden van zijn voorganger teniet wilde doen. Onder zijn leiding werd bijvoorbeeld de vernieuwing van de liturgie uitgewerkt: de meest ingrijpende sinds het Concilie van Trente. En ook de documenten van het concilie spraken een heel andere taal dan het Concilie van Trente.

Paulus VI was meer dan Johannes XXIII een moderne paus in de zin dat hij over de hele wereld reisde. Johannes had als diplomaat ervaring in vele landen, maar nadat hij tot paus was gekozen, verliet hij Italië niet meer. Dat was anders met Paulus VI die bijvoorbeeld als eerste paus een bezoek bracht aan Israël. Omdat het Vaticaan de staat Israël nog niet had erkend, was dit overigens nog geen officieel staatsbezoek.

De versobering van de uiterlijke tekenen van het pausschap die zijn voorgangers hadden ingezet werden door Paulus VI in een snel temp verder doorgevoerd. Hij verwees de kroon en de draagstoel naar het museum – de draagstoel zou hij pas aan het eind van zijn leven weer gebruiken omdat hij slecht ter been was geworden.

Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie had Paulus VI geprobeerd progressieven en conservatieven tot elkaar te brengen en een zo breed mogelijke steun te verwerven voor de besluiten van het concilie. Twee zaken waren in zijn ogen zo controversieel dat ze van de agenda waren afgevoerd: de kwestie van het celibaat en die van de voorbehoedsmiddelen.

Hierover schreef Paulus VI in de jaren na het concilie twee encyclieken. ‘Sacerdotis Caelibatum’ uit 1967 bevestigde het verplichte priestercelibaat. Meer opschudding verwekte ‘Humanae Vitae’ uit 1968. Hierin verbood de paus het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Juist in een tijd waarin veel priesters uittraden en trouwden en waarin dankzij ‘de pil’ anticonceptie gemeengoed begon te worden, werden deze encyclieken ook door veel katholieken als een stap in de verkeerde richting. beschouwd. De negatieve reacties brachten Paulus VI ertoe om verder geen encyclieken meer te schrijven.

Volgens zijn biograaf Peter Hebblethwaite lag Humanae vitae als een donkere schaduw over het pontificaat van Paulus VI. In Nederland werden deze donkere tinten nog verder aangezet door de reactie van Paulus VI op de ontwikkelingen in de Nederlandse kerkprovincie. Hier had het Pastoraal concilie een pleidooi gehouden voor het afschaffen van het verplichte priestercelibaat. De toenmalige aartsbisschop van Utrecht, kardinaal Alfrink voelde zich verplicht om deze uitspraak met de paus te bespreken.

In Rome ontstond de indruk dat Alfrink en de overige Nederlandse bisschoppen hun gezag bij de gelovigen hadden verloren en dat de Nederlandse kerkprovincie zich in snel tempo van Rome verwijderde. Dit leidde ertoe dat vanaf 1970 bisschoppen werden benoemd die dit gezag en de band met Rome moesten herstellen. Veel Nederlandse katholieken reageerden met onbegrip op deze benoemingen die een grote polarisatie teweegbrachten.

De laatste jaren neemt de waardering voor Paulus VI weer toe. Op 20 december 2012 werd een belangrijke stap gezet naar zijn zaligverklaring. Op die dag erkende paus Benedictus XVI zijn voorganger als eerbiedwaardige dienaar Gods.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Jan Brouwers.