Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Spreuken, het boek » introductie » Spreuken

Spreuken

Het Bijbelboek Spreuken bevat een aantal verzamelingen spreuken die aan verschillende auteurs worden toegeschreven. Drie van de reeksen spreuken zijn afkomstig van koning Salomo, zoon van David: een oorspronkelijke reeks, een inleidende reeks die waarschijnlijk later is toegevoegd en een reeks die is opgetekend door 'de mannen van Hizkia, koning van Juda'. Nog twee reeksen worden toegeschreven aan 'de wijzen' en vertonen opvallende gelijkenissen met wijsheidsliteratuur uit Egypte en Mesopotamië. De overige twee verzamelingen spreuken worden toegeschreven aan Agur, zoon van Jake, en Lemuël, koning van Massa. Opvallend is de laatste passage: een gedicht waar de versregels telkens beginnen met de volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. 

Naamgeving

Het Bijbelboek dat de titel Spreuken draagt heet in de Tenach, de Hebreeuwse bijbel, mishle Schlomo, dat ‘spreuken van Salomo’ betekent. Zowel de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, als de versio vulgata, de Latijnse vertaling van de christelijke bijbel, laten de naam van koning Salomo achterwege. De Septuagint duidt het boek aan met de titel paroimai paroimiae en de in de Vulgaat het geschrift proverbia. In de latere vertalingen in de verscheidene landstalen werd telkens slechts het woord voor spreuken gebruikt (proverbs in de Engelse vertaling, bijvoorbeeld van de King James vertaling, en Sprichwörter in het Duits).

Auteurschap

Het Bijbelboek Spreuken wordt traditioneel toegeschreven aan de hand van koning Salomo. Sommige tradities beweren zelfs dat ook de boeken Hooglied en Prediker door de zoon van David geschreven zijn. Over de daadwerkelijke auteur van de genoemde Bijbelboeken is evenwel vrij weing met zekerheid te zeggen. Volgens de tekst zelf zijn er minstens drie auteurs aan het werk: Salomo (Spr 1-29), Agur (Spr 30) en Lemuël (Spr 31). Van de spreuken van Salomo wordt in de tekst gezegd dat een deel is opgetekend door de ‘mannen van Hizkia’.

Plaats binnen het Oude Testament

Het boek Spreuken behoort tot de zogenaamde ketuvim of 'geschriften'. Tot dezelfde categorie behoren ook de Bijbelboeken Psalmen en Job (die samen met het boek Spreuken ook wel worden aangeduid als de sifrei emet, of ‘boeken van waarheid’), de hamesh megillot of ‘vijf feestrollen’ (te weten Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Prediker en Ester), en de overige geschriften Daniël (een voorbeeld van openbaringsliteratuur), Ezra en Nehemia (die een literaire eenheid vormen) en het boek Kronieken. Binnen de volgorde van de Hebreeuwse bijbel vormen de ketuvim het derde en laatste deel van de Tenach, na de tora (de pentateuch of ‘boeken van Mozes’) en de nevi’im (‘profeten’). Binnen de ketuvim (en binnen de sifrei emet) wordt het Bijbelboek Spreuken voorafgegaan door het boek Psalmen en gevolgd door het boek Job.
 
Binnen de christelijke canon is de volgorde enigszins anders. Het Bijbelboek Job wordt voor de overige boeken van de sifrei emet geplaatst, zodat de volgorde Job, Psalmen, Spreuken wordt. Hoewel het boek spreuken dus nog wel door het Bijbelboek Psalmen wordt voorafgegaan, wordt het niet meer door het boek Job gevolgd. Het boek Hooglied volgt in de christelijke bijbel op het boek Spreuken, mogelijkerwijs omdat dit Bijbelboek door sommige tradities, net als het boek Spreuken, wordt toegeschreven aan de hand van Salomo.

Structuur en verhaalelementen

I
Spr 1:1-9:18
Spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël
II
Spr 10:1-22:16
Spreuken van Salomo
III
Spr 22:17-24:22
Buig je oor en luister naar de spreuken van de wijzen
IV
Spr 24:23-34
Ook deze zijn van de wijzen
V
 
Spr 25:1-29:27
 
Ook deze zijn spreuken van Salomo, die de mannen van Hizkia, de koning van Juda,
hebben bijeengebracht
VI
Spr 30:1-33
Woorden van Agur, de zoon van Jake, uit Massa
VII
Spr 31:1-31
Woorden van Lemuël, de koning van Massa, waarmee zijn moeder hem vermaande
 
[Bovenstaand overzicht is afkomstig uit Eibert Tigchelaar, 'Spreuken', in: Jan Fokkelman, Wim Weren (red.), De Bijbel Literair: Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties, Zoetermeer/Kapellen 2005, 357-369.]

Zoals hierboven in het overzicht te zien is, bestaat het Bijbelboek Spreuken uit een zevental delen. Het eerste deel, dat de eerste negen hoofdstukken omvat, leest als een algemene inleiding op het werk. Deze inleiding, die waarschijnlijk op een later tijdstip aan het werk is toegevoegd, bevat een aantal spreuken of aanbevelingen, waarin onder andere de Wijsheid en de Dwaasheid als personen optreden. Deze eerste spreuken worden toegeschreven aan Salomo, ‘de zoon van David, de koning van Israël’ (Spr 1:1). Aansluitend volgt het tweede deel, dat de hoofdstukken tien tot en met eenentwintig en het eerste deel van hoofdstuk tweeëntwintig omvat, en waarin nog een aantal spreuken is opgenomen dat aan koning Salomo wordt toegeschreven. Deze spreuken zijn, bijna zonder uitzondering, tweeledig.

Het derde deel, dat bestaat uit het tweede deel van hoofdstuk tweeëntwintig tot en met het eerste deel van hoofdstuk vierentwintig, bevat een aantal meerledige spreuken die worden toegeschreven aan ‘de wijzen’. Wat hier vooral opvalt is de gelijkenis met een tweetal geschriften uit de omringende landen, namelijk de Wijsheid van Amenemope uit Egypte en de Wijsheid van Achikar uit Mesopotamië. Het vierde deel, het tweede deel van hoofdstuk vierentwintig, wordt eveneens aan diezelfde wijzen toegeschreven. De passage Spr 24:30-34 bevat een interessante verhandeling over luiheid.

Een vijfde deel, beginnend met hoofdstuk vijfentwintig en eindigend met hoofdstuk negenentwintig, bevat een derde verzameling spreuken die aan koning Salomo worden toegeschreven. Over deze reeks spreuken wordt geschreven dat deze is opgetekend door de ‘mannen van Hizkia, de koning van Juda’ (Spr 25:1). De laatste twee delen, respectievelijk bestaand uit de hoofdstukken dertig en eenendertig, behandelt de spreuken van Agur, de zoon van Jake, en van Lemuël, de koning van Massa. Het boek sluit af met de Lofrede op de sterke vrouw, een gedicht waarin de versregels telkens met de volgende letter uit het alfabet begint.



Bron: Tilburg School of Catholic Theology