“In De vrijheid van de wil geeft Schopenhauer het voorbeeld van een man die van zijn werk komt en tot zichzelf zegt dat hij een wandeling kan maken, naar de club kan gaan, een toren beklimmen om de zon te zien ondergaan, het theater of een vriend bezoeken en zelfs voorgoed de wijde wereld intrekken, waarna hij in de waan van volledige vrijheid net als elke dag gewoon naar huis gaat, naar zijn vrouw. Vrijheid is een illusie.” (Recensie Maarten Doorman)
Schopenhauer (1788-1860) begint De vrijheid van de wil met een overzicht van de heersende opvattingen over de vrije wil, waarbij onder anderen Aristoteles, Augustinus, Spinoza en Kant aan bod komen. Als eeuwige pessimist kiest Schopenhauer de kant van hen die de vrije wil ontkennen. Schopenhauer staat bekend als een excellente schrijver en stilist.
Arthur Schopenhauer, De vrijheid van de wil, vert. en van verklarende noten voorz. door Hans Driessen, Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2010 (7e [herz.] dr.), 127 p.; Vert. van: Über die Freiheit des menslichen Willens, oorspr. uitgave: 1839.