Dossiers »
Wijding, sacrament van de »
canoniek recht » Diaken in het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 (CIC)
Diaken in het Wetboek van Canoniek Recht van 1983 (CIC)
In het Wetboek van Canoniek Recht (ook wel benoemd in het Latijn: Codex Iuris Canonici) wordt de diaken in een aantal canons specifiek genoemd. Hier volgt een opsomming van deze canons. Andere canons zijn van toepassing op alle clerici of wijdelingen, en dus ook op diakens, maar deze maken geen onderscheid naar de specifieke wijding die een geestelijke heeft ontvangen. Derhalve worden deze canons hier niet genoemd.
Over de wijding tot het diaconaat
c1009: geeft een opsomming van de drie mogelijke wijdingen: episcopaat (bisschop), presbyteraat (priester) en diaconaat.
cc1015-1016 beschrijven wie de wijding tot het diaconaat mag toedienen. Dit is de bisschop van het bisdom waar de kandidaat voor het diaconaat woonachtig is.
cc1024-1039 geeft een opsomming van voorwaarden en vereisten waaraan voldaan moet worden voordat iemand gewijd kan worden. Hij moet een gedoopte man zijn (c1024) die, volgens het oordeel van de bisschop, geschikt is om het ambt van diaken op zich te nemen (c1025). Hij moet vrijwillig voor het diaconaat kiezen (c1026), hij moet onderricht ontvangen, gevormd worden, en zich bewust zijn van de plichten en verantwoordelijkheden die aan het ambt verbonden zijn (cc1028-1028). De kandidaat voor het diaconaat moet over een 'ongeschonden geloof' beschikken, alsmede over de juiste kennis en intentie. Hij moet ook fysiek en mentaal gezond zijn (c1029).
c1030 bepaalt dat iemand die tot transeunt diaken is gewijd impliciet geschikt is geacht voor de wijding tot priester, en dat de bisschop de priesterwijding alleen mag weigeren indien hier een canonieke reden voor bestaat.
c1031 handelt over de leeftijd die bereikt moet zijn voordat wijding tot het diaconaat mogelijk is. Voor transeunt diakens is dit vijfentwintig jaar; voor permanent diakens is dit vijfendertig jaar.
c1032 bepaalt dat kandidaten voor het presbyteraat pas na het vijfde jaar van hun theologisch-filosofische opleiding tot transeunt diaken mogen worden gewijd. Voor permanente diakens wordt gesteld dat zij pas gewijd mogen worden nadat zij hun vormingstijd hebben voltooid.
c1035 gaat over de verplichting die bestaat voor kandidaten voor het diaconaat, zowel permanent als transeunt, om voorafgaand aan de diakenwijding, de lagere ordes van lector en acoliet te ontvangen. De kandidaat moet de functie van acoliet ten minste zes maanden uitoefenen, voordat hij tot diaken gewijd kan worden.
c1037 beschrijft de verplichting voor ongehuwde kandidaten voor het permanente diaconaat, om publiekelijk het celibaat op zich te nemen, tenzij hij al de geloften voor het leven in een religieus instituut heeft afgelegd.
c1038 stelt dat een transeunt diaken in principe mag weigeren om tot priester te worden gewijd. Hij mag dan het ambt van diaken uitoefenen alsof hij een permanent diaken is, tenzij er canonieke beletselen hiertoe bestaan.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology