Het begrip ‘hypostase’ (Grieks: hypostasis) heeft in de theologie een belangrijke rol gespeeld, zowel in de triniteitsleer als in de christologie. In de vierde eeuw hebben Griekse vaders de leer van de Drie-eenheid met behulp van deze term ontwikkeld. De eenheid van Vader, Zoon en Geest werd uitgedrukt met behulp van het begrip ousia, wezen of essentie: zij zijn één van wezen, homoousios (Latijn: consubstantialis). Voor de drieheid werd de term ‘hypostase’ gebruikt: één wezen (ousia), drie hypostasen of ‘personen’ (prosôpon, Latijn: persona; het woord ‘persoon’ heeft hier niet precies dezelfde betekenis als in de moderne tijd). In de vijfde eeuw is vervolgens de relatie tussen godheid en mensheid in Christus met de term ‘hypostase’ onder woorden gebracht. Volgens het concilie van Chalcedon (451) is Christus één hypostase of ‘persoon’ (prosôpon, persona) in twee naturen, de goddelijke natuur en de menselijke natuur. Men ging ook spreken over de ‘hypostatische vereniging’ van de beide naturen in Christus.
Lees verder »