De biografie van kardinaal Alfrink (1900-1987) laat zich lezen als de geschiedenis van de rooms-katholieke Kerk in Nederland in de twintigste eeuw. Alfrink groeide op tijdens het Rijke Roomse Leven: de periode waarin de katholieke zuil in Nederland fier overeind stond. Als docent aan het seminarie, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en als aartsbisschop van Utrecht (1955-1975) leek hij met zijn afstandelijke en autoritaire optreden niet bepaald de aangewezen man om leiding te geven aan de veranderingen die het Tweede Vaticaans Concilie in Nederland met zich meebracht.
Toch baarde hij al tijdens het concilie opzien met zijn opvattingen over de collegialiteit van de paus en de bisschoppen. Daarmee maakte hij naam als een vooruitstrevend theoloog, maar hij wekte tegelijkertijd argwaan in het Vaticaan. Argwaan die omsloeg in wantrouwen toen in 1970 het Pastoraal Concilie van de Nederlandse kerkprovincie onder zijn leiding pleitte voor afschaffing van het celibaat.
Hierop volgden de benoemingen van de behoudende bisschoppen Gijsen en Simonis waardoor het Nederlandse episcopaat verdeeld raakte. Alfrink slaagde er niet in de tegenstellingen te overbruggen.
Lees verder »