Het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) was bijeengeroepen door paus Pius IX (1846-1878) om een antwoord te geven op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen die strijdig waren met de leer van de Kerk. Maar er was een kwestie die alle andere overschaduwde: de pauselijke onfeilbaarheid.
De voorstanders en tegenstanders van deze onfeilbaarheid stonden onverzoenlijk tegenover elkaar, maar de voorstanders waren in de meerderheid. Het concilie nam dan ook in 1870 de dogmatische constitutie ‘Pastor aeternus’ aan en daarmee was het dogma van de onfeilbaarheid van de paus afgekondigd.
Deze onfeilbaarheid was overigens wel sterk ingeperkt. Sindsdien heeft slechts één paus hierop een beroep gedaan. Dat was Pius XII toen hij in 1950 het dogma van de tenhemelopneming van Maria afkondigde. De afkondiging van het dogma had vooral een symbolische betekenis: het versterkte de positie van de paus als hoofd van de rooms-katholieke Kerk.
Verdere besluiten van enig belang heeft het Concilie niet meer genomen. Italië, dat tot dan toe had bestaan uit een groot aantal staten, werd in die tijd een eenheidsstaat. De paus, die een eigen staat had die grote delen van midden-Italië besloeg weigerde zich bij Italië. Daarop viel het Italiaanse leger de pauselijke staat binnen en het verzet van de pauselijke troepen werd in september 1870 gebroken. Rome werd de hoofdstad van het nieuwe Italië en de paus trok zich terug in het Vaticaan. Officieel werd het Concilie pas beëindigd toen in 1962 het Tweede Vaticaans Concilie werd geopend.
Lees verder »