Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Liuwe Westra
Dossiers » Bisschoppen in de vroege kerk

Bisschoppen in de vroege kerk

De Nederlandse aanduiding ‘bisschop’ is via de Latijnse vorm episcopus ontleend aan de Griekse term episkopos. In de Griekse en Hellenistische oudheid betekende dit woord ‘bewaker’, ‘beschermer’, of ‘opziener’. Goden konden episkopoi worden genoemd, maar ook bepaalde functionarissen die namens Athene toezicht moesten houden over andere steden, of die voor de gang van zaken in een heiligdom verantwoordelijk waren. Deze betekenissen kwamen eveneens voor onder de Joden, die zowel God als ook stadhouders en opzieners in de tempel soms als episkopos aanduidden. Dit gebruik van episkopos voor God komt terug in de oude brief van Clemens van Rome aan de gemeente te Korinte (59: 3), en in het Nieuwe Testament, in de eerste brief van Petrus (2: 25), waar Christus ‘de herder en episkopos van uw zielen’ heet. Lees verder »