Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Bedevaarten » introductie » Bedevaarten

Bedevaarten

Door Charles M.A. Caspers 

Bedevaarten: begripsbepaling 

Onder bedevaart of pelgrimage verstaan we een religieus geïnspireerde individuele of collectieve tocht naar een heilige plaats. Wereldwijd, uiteraard niet overal op dezelfde schaal, verlaten mensen hun dagelijkse leefomgeving om zich naar een plaats te begeven die zij bijzonder heilig en heilzaam achten. In het Nederlandse taalgebied wordt traditioneel de term ‘pelgrimage’ vaak gebruikt om het onderweg zijn te accentueren, als een vorm van zelfreflectie en onthechting van aardse beslommeringen. Een bekend voorbeeld is de pelgrimage naar Santiago de Compostela, vaak individueel te voet of met de fiets afgelegd. De term ‘bedevaart’ of doel-bedevaart brengt daarentegen tot uitdrukking dat het voor de betrokkenen vooral belangrijk is om zich na aankomst in de heilige plaats te richten tot een welbepaald cultusobject. Een bekend voorbeeld is de bedevaart naar Lourdes; de tocht daarheen wordt vaak collectief per trein, bus of vliegtuig afgelegd - wat telt is het verblijf in Lourdes zelf. Allen, pelgrims én bedevaartgangers, doen wat zij doen in de hoop rust, berusting, steun, kracht, geloofsverdieping, of genezing te vinden. Ondanks de genoemde verschillen ervaren veel pelgrims de aankomst in de heilige plaats als een belangrijke gebeurtenis en ervaren veel  bedevaartgangers ook de tocht als louterend. Vandaar dat hedendaagse cultuur- en religiewetenschappers ertoe neigen om geen onderscheid meer te maken tussen ‘pelgrimage’ en ‘bedevaart’; hetzelfde geldt voor ‘pelgrims’ en ‘bedevaartgangers’. 

Geografische verscheidenheid

In West-Europa, Zuid-, Midden- en Noord-Amerika, grote delen van Afrika en in Azië vooral de Filippijnen domineert de rooms-katholieke variant van bedevaart; in Oost-Europa en het immens grote Rusland domineert de orthodox-christelijke variant. Terwijl het voor christenen in beginsel vrijblijvend is om wel of niet op bedevaart te gaan, geldt voor moslims de bedevaart naar Mekka (hadj) als een geloofsplicht die iedere gelovige tenminste eens in zijn of haar leven moet vervullen, gesteld dat de situatie dit toelaat. Voor Joden geldt Jeruzalem met zijn Tempelberg en Klaagmuur als de heilige plaats bij uitstek. Binnen het hindoeïsme in India nemen de bedevaarten naar de langs de rivier de Ganges gelegen heiligdommen van Shiva, Vishnu, Ganesh en andere godheden een centrale plaats in. In het noorden van India, in Punjab, ligt de heiligste stad voor de Sikhs, Amritsar. 

Historische ontwikkeling van de christelijke bedevaart

De christelijke bedevaartcultuur heeft zijn wortels in die plaatsen van het Heilig Land welke verbonden zijn met het leven en sterven van Christus. Deze worden al sinds de vierde eeuw door pelgrims bezocht. In de vroege middeleeuwen resulteerde de verspreiding van relieken van martelaren uit Palestina en de Romeinse catacomben in het ontstaan van nieuwe bedevaartplaatsen in grote delen van Europa. In de vroege middeleeuwen werden er betrekkelijk veel smeekbedevaarten ondernomen: pelgrims trokken naar een heilig oord, gewoonlijk de grafplaats van een heilige, om diens voorspraak te vragen opdat God dreigend onheil zou afwenden. De hoge en late middeleeuwen waren een bloeiperiode van de bedevaartcultuur, waarbij we kunnen denken aan de drie ‘kapitale’ heilige plaatsen – Jeruzalem, Rome, Santiago de Compostela – maar ook aan nieuwe op mirakelen en verschijningen gebaseerde Mariaheiligdommen (in Nederland bijvoorbeeld O.L. Vrouw ter Eem in Amersfoort, Zoete Lieve Vrouw in ’s-Hertogenbosch, O.L. Vrouw Sterre der Zee in Maastricht) en plaatsen waar een sacramentswonder zou zijn gebeurd (bijvoorbeeld de Heilige Stede in Amsterdam, waaraan heden nog de zogenoemde Stille Omgang herinnert). Opmerkelijk is dat er in de loop van de middeleeuwen een verschuiving optrad in de motieven van de pelgrims. De smeekbedevaart werd geleidelijk verdrongen door de dankbedevaart: voortaan gingen veel gelovigen pas op pelgrimage na de ervaring dat hun (smeek)gebed was verhoord. Van deze ontwikkeling zijn we op de hoogte dankzij de zogenoemde mirakelboeken, waarin van jaar tot jaar gebedsverhoringen werden genoteerd (bijvoorbeeld het mirakelboek van Maria van Zeven Smarten in Delft). 
 
De introductie in 1300 van de periodieke viering van Heilige Jaren stimuleerde de bedevaart naar Rome. Vanaf ongeveer die tijd werden de gelovigen door de paus (en namens deze door bisschoppen) in de gelegenheid gesteld om aflaten te verdienen, dat wil zeggen kwijtschelding van zondestraffen, gewoonlijk uitgedrukt in dagen of zelfs jaren die men anders na de aardse dood in het vagevuur zou moeten doorbrengen. West-Europa kende tot in de zestiende eeuw ook het systeem van de zogenoemde ‘zoenbedevaarten’, die door de (stedelijke) rechtbank als straf werden opgelegd aan wetsovertreders. 
 
Alleen al in het geografische gebied van het huidige Nederland zijn vanaf de introductie van het christendom tot heden minstens 660 bedevaartplaatsen ontstaan. Hiervan wordt anno 2014 naar schatting nog ongeveer een vierde deel met enige regelmaat bezocht door pelgrims.

Bedevaartplaatsen: vijf criteria

In de jaren 1990 zijn bij een grootschalig onderzoek naar de Nederlandse bedevaartcultuur vijf criteria ontwikkeld waaraan een bepaalde plek moet voldoen om als ‘bedevaartplaats’ gekwalificeerd te worden.  Er is sprake van een bedevaartplaats indien kan worden vastgesteld:
  • dat er een specifieke, in principe vast verankerde, heilige locatie of ruimte is;
  • dat mensen deze plek bezoeken vanuit een religieuze motivatie. Zij komen hun ‘devotie betuigen’ omdat zij hier de aanwezigheid van God en/of zijn heiligen op een bijzondere manier ervaren (vgl. hierboven de ‘smeekbedevaart’ en ‘dankbedevaart’); 
  • dat de bezoekers van deze plek hun aandacht mede of bij voorkeur richten op een bepaald cultusobject, bijvoorbeeld een ‘miraculeus’ beeld of een reliek;
  • dat deze plek kan bogen op een eigen traditie gedurende een reeks van jaren, decennia of zelfs eeuwen. Zo’n traditie wordt gekenmerkt door bijvoorbeeld een jaarlijkse feestdag, het verrichten van bepaalde rituelen of het meenemen van bepaalde souvenirs;
  • dat de bezoekers een bepaalde afstand moeten afleggen en bovenal een (mentale én geografische) grens moeten overschrijden, teneinde deze plek te bereiken.
Dat alle vijf criteria aanwijsbaar moeten zijn bij elke bedevaartplaats, betekent niet dat ze alle vijf in gelijke mate aanwijsbaar moeten zijn: de ene plaats staat meer bekend om zijn cultusobject (bijvoorbeeld Gerardus Majella in Overdinkel), de andere om zijn traditionele processie (bijvoorbeeld St. Jan te Laren), et cetera. 

Motieven om op bedevaart te gaan

Van de vijf genoemde criteria waaraan een plaats moet voldoen om bedevaartplaats genoemd te kunnen worden, is het tweede – over de religieuze motivatie – het meest relevant als het over de innerlijke beleving van de pelgrim gaat. Hierboven zijn al de smeekbedevaart en de dankbedevaart genoemd, in het verleden veel voorkomend maar nog altijd bestaand. Deze en andere motivaties veranderen van tijd tot tijd, al naar gelang het cultureel klimaat verandert. In de afgelopen decennia hebben vooral het ‘wonder’ en de ontkerkelijking een belangrijke doorwerking gehad op het bedevaartwezen. 
 
In vroeger eeuwen gold een wonder als een gebeurtenis die niet op natuurwetenschappelijke wijze te verklaren is, en daarom wordt beschouwd als een ingreep van God in de natuurlijke ordening. Vooral genezingswonderen waren vaak een motief om op bedevaart te gaan. Zo vertrekken tot op heden uit heel Europa met regelmaat ziekenbedevaarten naar Lourdes. Maar juist hier hebben zich gedurende de afgelopen halve eeuw grote veranderingen vertrokken in de beleving van de bedevaart. Nog steeds gaan veel zieken (of hun familieleden) naar Lourdes of een andere heilige plaats in de hoop op genezing; maar tegelijkertijd ook in de wetenschap dat medische prognoses niet veranderen door bedevaarten. Toch ervaart menigeen van hen iets van een wonder: het samen delen van (geloofs-)ervaringen die die voor hen mogelijk maken om met hernieuwde kracht en met hernieuwd vertrouwen terug te keren naar het leven van alledag.  Voor hedendaagse mensen wordt een wonder minder bepaald door een onverklaarbare oorzaak van een gebeurtenis, en meer door de gevolgen ervan die alle verwachtingen overtreffen. 
 
Eveneens in de afgelopen eeuw is in Nederland en andere West-Europese landen de religieuze kaart aanzienlijk veranderd. Behoorde aanvankelijk de grote meerderheid van de bevolking tot een christelijk kerkgenootschap, thans is dat in steeds meer landen een minderheid. Toch gaan ook velen die niet tot een kerkgenootschap behoren op pelgrimage. De duiding die deze pelgrims geven van hun motivatie en ervaringen varieert sterk en is soms ver verwijderd van het christelijk geloofskader; zo hebben aanhangers van de new age beweging soms  een duidelijke voorkeur voor oude christelijke bedevaartplaatsen met een heilige bron (bijvoorbeeld St. Bonifatius in Dokkum). Daarnaast worden er in West-Europa en elders nieuwe, niet aan een bepaalde kerk of religie verbonden plekken bezocht die eveneens het label ‘bedevaartplaats’ krijgen (zoals het graf van Jim Morrison in Parijs, en het graf van Elvis Presley in Memphis TN). Soms worden de reis en het bezoek aan de dergelijke plaatsen aangeduid als ‘seculiere bedevaart’, vanwege het ontbreken van een religieuze motivatie (vgl. weer het tweede van de vijf genoemde criteria). Deze term staat heden (2014) nog volop ter discussie, omdat een ‘seculiere bedevaart’ geen bedevaart is terwijl de term dat wel tot uitdrukking brengt (‘bede’ is verwant aan ‘bidden’), en omdat veel bezoekers aan een ‘seculiere bedevaartplaats’ wel degelijk religieus gemotiveerd zijn.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Charles Caspers.