Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Jeremia, het boek » niet-wetenschappelijke artikelen » Adri van der Wal, Jeremia's spookbeeld van een verwoest land (Jeremia 4:23-31)

Adri van der Wal, Jeremia's spookbeeld van een verwoest land (Jeremia 4:23-31)

Adri van der Wal, Jeremia's spookbeeld van een verwoest land (Jeremia 4:23-31), in: Interpretatie 19,5 (2011), p. 7-9


Samenvatting
De passage Jeremia 4:23vv, deel uitmakend van Jeremia’s vroegste prediking in de hoofdstukken 2-6, tekent de dreigende ondergang van Juda en Jeruzalem in kosmische proporties. Er is een nauwe verwantschap met Genesis 1:2. De context maakt duidelijk dat Jeremia hier geen voldongen feit schildert, maar een werkelijkheid die nog te voorkomen valt. Dat mag afgeleid worden uit uitspraken in 4:1-4.14 en 5:1, waar de profeet zinspeelt op bekering en vergeving.
Jeremia 4:23-31 is een nadere uitwerking van uitspraken in 4:7 en 4:19-21. De profeet verwacht dus dat het dreigende oordeel voltrokken wordt via oorlogshandelingen. Vanuit 4:19 is voelbaar hoezeer de profeet geworsteld heeft met zijn profetische boodschappen. De uitspraken in 4:8 en 4:28 die de onvermijdelijkheid van het oordeel over Juda en Jeruzalem schetsen, kunnen worden beschouwd als latere toevoegingen aan de tekst. Jeremia 4:27 toont aan dat het dreigende oordeel geen definitief einde van Juda en Jeruzalem betekent.


Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.
Share
Share on TwitterShare on facebookShare on Google Plus
Scroll To Top