Hans Snoek, Het boek Job: een stapeling van paradoxen, in: Interpretatie 19,5 (2011), p. 13-15.
Samenvatting
‘God óf lot’ lijkt een overzichtelijke tegenstelling. Toch kiest de Bijbel niet eenduidig voor de ene of de andere benadering. Dit blijkt onder meer uit Job 1, waar de alwetende verteller schetst hoe God de satan stimuleert om Job te beproeven, terwijl Job de indruk heeft dat hij getroffen wordt door het lot. Nog interessanter is Job 4-5, waar Elifaz een kaleisdocopische hoeveelheid verklaringen van tegenspoed schetst. God heeft het gezag om mensen te slaan en te helen. Elders in zijn rede merkt Elifaz echter op dat een mens geboren is voor moeite, hetgeen suggereert dat het lot een belangrijke verklaring voor tegenspoed is. Naast deze visies op God én lot, verdedigt Elifaz ook nog eens de stelling dat boosdoeners het lijden aan zichzelf te danken hebben. Al met al redeneert Elifaz dus niet vanuit het principe ‘God óf lot’, maar vanuit de overtuiging dat er verschillende verklaringen voor het lijden zijn. Deze visie doet wat betreft Elifaz (en wellicht ook wat betreft de verteller van deze rede) blijkbaar meer recht aan de complexiteit van het lijden, dan het te eenvoudige dilemma ‘God óf lot.
Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.