Sam Janse, Bidden en vechten in 1 en 2 Makkabeeën, in: Interpretatie 20,4 (2012), p. 20-23
Samenvatting
Beide boeken van de Makkabeeën staan in de traditie van de heilige oorlog. Maar consequenter dan 1 Makkabeeën werkt 2 Makkabeeën de grondgedachte uit dat de overwinning niet van de aantallen soldaten en de kwaliteit van de wapens afhangt, maar van het vertrouwen in Israëls God.
Sterker dan in 1 Makkabeeën worden in 2 Makkabeeën de kracht van wapens en de hulp van God tegenover elkaar gezet. In 2 Makkabeeën 15:11 wordt nadrukkelijk gezegd dat Judas zijn mannen niet bemoedigt met een verwijzing naar hun lansen en schilden, maar met woorden. Daarbij appelleert hij aan de wet en de profeten en aan vroegere overwinningen (15:9). Deze twee motieven zijn in 1 Makkabeeën niet afwezig, integendeel, maar de schrijver heeft niet de behoefte om bemoedigende woorden tegenover het gebruik van wapens te stellen. Uiteindelijk wijst ook 2 Makkabeeën de wapens niet af, maar de schrijver wil wel, sterker dan 1 Makkabeeën, duidelijk maken dat gebruik van wapens zonder de zegen van God niets uithaalt. God is hier de eigenlijke aanvoerder van de Makkabese legers (12:36). De gewenste houding van strijdende soldaten wordt uitgedrukt in 2 Makkabeeën 15:27: ‘Terwijl ze streden met hun handen, baden ze in hun hart tot God.’
In de loop van zijn beschrijving verwijdert de auteur van 1 Makkabeeën zich meer en meer van de theologie van de heilige oorlog en daarin weerspiegelt zich de geschiedenis van het Makkabese vorstenhuis waarin professionalisering van het oorlogsbedrijf het aanvankelijke vertrouwen op God die de overwinning geeft op de achtergrond dringt. Naarmate de legers groter worden, neemt het gebed af.
Wie hier een theologische evaluatie wil geven, moet een positie zoeken tussen een dogmatisme dat de werkelijkheid uit het oog verliest (2 Makkabeeën) en een Realpolitik die vooral van aantallen weet (1 Makkabeeën). In de eerste eeuw zouden de Zeloten en Josephus opnieuw deze posities innemen. Een niet onbelangrijke vraag ten slotte is wat het ons te zeggen heeft dat het Nieuwe Testament niet de lijnen van de twee boeken der Makkabeeën, maar die van Daniël zal doortrekken.