Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Karin Leeuwenhoek
Dossiers » Newman, Kardinaal John Henry » introductie » Kardinaal John Henry Newman (1801-1890)

Kardinaal John Henry Newman (1801-1890)

‘Intellectuele en pastorale uitblinker’

John Henry Newman werd in 1801 in Londen geboren als zoon van een anglicaanse bankier en een moeder uit een hugenoten-geslacht. Newman studeerde theologie aan Trinity College in Oxford, en werd later docent aan Oriel College alsmede zielzorger en predikant van de studentenkerk, eveneens in Oxford. Hij groeide uit tot een invloedrijk persoon binnen de anglicaanse kerk en was protagonist in de Oxfordbeweging, die de anglicaanse kerk dichter bij haar katholieke wortels wilde brengen.

In 1845 maakte Newman de overstap naar de rooms-katholieke kerk, die hij zag als de ware (be)hoeder van de christelijke traditie. Hij zou later zijn beweegredenen en bekeringsproces beschrijven in het autobiografische Apologia pro vita sua, een van zijn bekendste boeken. In 1847 werd hij in Rome tot priester gewijd. Hij woonde in een door hem opgerichte katholieke leefgemeenschap in Birmingham, waar ook zijn voormalige student Ambrose St. John woonde, die net als Newman was overgestapt van de anglicaanse naar de katholieke Kerk. Zij waren veertig jaar intensief bevriend, tot de dood van Ambrose St. John in 1874. In 1854 werd Newman de eerste rector van de Catholic University of Ireland (gesticht in 1851), het latere University College Dublin. In 1879 werd hij door paus Leo XIII tot kardinaal benoemd, al zou hij altijd een buitenbeentje blijven, verdacht van het streven om ook deze kerk te hervormen.

Tot zijn bekendste werken behoren zijn eerder genoemde Apologia pro vita sua (1864), waarin hij verantwoording aflegde voor zijn religieuze weg. Zijn visie op de ontwikkeling van de christelijke theologie en het belang en de noodzaak van traditie en leergezag gaf Newman weer in boeken als An Essay on the Development of Christian Doctrine (1845) en An Essay in Aid of a Grammar of Assent (1870). Zijn ideeën over de katholieke universitaire scholing werkte hij uit in The Idea of a University (1852-1858). Ook werden zijn preken gebundeld en later zijn vele brieven.

Kardinaal Newman overleed in 1890 in Birmingham, op 89-jarige leeftijd. Naar schatting woonden ruim 15.000 mensen zijn uitvaart bij. Op 19 september 2010 verklaarde paus Benedictus XVI John Henry Newman zalig, tijdens zijn staatsbezoek aan het Verenigd Koninkrijk. Het was voor het eerst sinds de Reformatie dat een Engelsman deze erkenning kreeg.

Zie voor een persoonlijke toelichting op persoonlijkheid, leven en werk van Kardinaal Newman onderstaand interview met prof.dr. Adelbert Denaux.

Interview met prof.dr. Adelbert Denaux

Adelbert Denaux is decaan van de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg en reeds sinds zijn studietijd in de jaren ’60/’70 gefascineerd door kardinaal John Henry Newman, een ‘grote geest’ met een ‘heilig hart’. In 2010 sprak Denaux over hem tijdens een studiedag van LUCE. In onderstaand interview licht hij voor Lucepedia zijn passie voor kardinaal Newman toe.

‘In de jaren ‘60/’70 werd mijn interesse gewekt, ik denk al in de tijd dat ik nog student en seminarist was. Ik was bijzonder gepassioneerd door Newman, heb veel boeken van en over hem gekocht en heb zodoende thuis een hele Newman-bibliotheek opgebouwd. In onze parochie in Brugge, waar ik vandaan kom, was er een onderpastoor-kunstenaar aan wie ik in die tijd heb gevraagd een buste van Newman te maken, op basis van foto’s, en die buste heb ik nog steeds staan. Ik typeer Newman graag met de woorden van mijn Leuvense collega Terrence Merrigan, die een boek over hem schreef met de titel Clear heads and holy hearts: een helder hoofd en een heilig hart, oftewel het samengaan van een werkelijk geniale intelligentie met een zeer grote religieuze vroomheid en spiritualiteit. Het samengaan van die twee dingen in Newmans persoonlijkheid vind ik zeer intrigerend en zeer mooi.

Als je kijkt naar Newmans leven en werk zie je om te beginnen dat hij onbetreden paden bewandeld heeft. Hij was eigenlijk geen academisch theoloog of filosoof in die zin dat hij niet-schoolse paden heeft betreden. Hij was een heel originele denker die over allerlei onderwerpen geschreven heeft buiten het neo-scholastieke systeem van die tijd, de 19e eeuw. Hij werd dan ook niet altijd begrepen door collega’s, bisschoppen en Rome. En deze man met zulke geniale inzichten ging na zijn bekering naar Rome om daar een schoolse opleiding te krijgen die eigenlijk ver afstond van zijn manier van denken... Hij heeft in die tijd een aantal zeer opmerkelijke werken geschreven, zoals The Grammar of Assent, dat gaat over de mechanismen die meespelen in de geest van de mens als deze instemming betuigt met een bepaalde opvatting, en de psychologische vooronderstellingen die hieraan vooraf gaan. Een ander heel mooi boek is The Idea of a University. Newman werd aangesteld als rector van een katholieke universiteit in Dublin en heeft in dat kader een aantal lezingen gehouden over zijn idee van een katholieke universiteit. Dat boek is nog altijd een standaardwerk.

Hij was een geniale figuur die natuurlijk ook een heel persoonlijke levensgeschiedenis heeft meegemaakt. Hij groeide op in een vrij liberaal milieu dat echter wel een piëtistische, Bijbels georiënteerde inslag had. Aanvankelijk was hij ervan overtuigd dat het anglicanisme de via media bewandelde tussen het protestantisme en het katholicisme en op het juiste spoor zat. Maar door zijn studie van de Kerkvaders groeide hij naar de overtuiging dat het eigenlijk de katholieke traditie was die in het juiste spoor zat en de orthodoxe, de juiste weg van het verleden bewandelde. Dit leidde op een zeker moment tot zijn bekering en toetreding tot de rooms-katholieke Kerk. Maar hij noemt voor zichzelf dat moment niet zijn eigenlijke bekering: deze plaatst hij vroeger, toen hij een jongen was van zo’n 15, 16 jaar. Hij heeft op een bepaald moment een heel persoonlijke ervaring gehad van de aanwezigheid van een persoonlijke God en dat heeft gestalte gekregen in zijn uitdrukking myself and my Creator, waarmee hij doelt op deze belangrijkste relatie in zijn leven, de dragende relatie van heel zijn bestaan. Een zekerheid die nooit verloren is gegaan en van waaruit hij alles bekeken heeft.

Hij heeft van daaruit ook zijn ideeën over real en unreal ontwikkeld: iets is real als het in functie staat van die fundamentele relatie. Veel geloofsbeleving of woorden zijn derhalve unreal, ze raken het hart niet, ze raken de werkelijkheid niet. Newman had dus zijn eigen idee over reality en benadrukte dat alles in ons leven real moet zijn. Een volgend belangrijk moment is iets later in zijn leven geweest, toen hij na een reis door Italië ziek achterbleef in Sicilië en hij een zendingsbesef kreeg, een besef van ‘I have a work to do in England.’ Dat vind ik ook een belangrijk aspect van zijn persoonlijkheid, dit besef dat hij een taak te doen had die niemand anders kon doen. Hij voelde dat hij de persoonlijke verantwoordelijkheid had gekregen om de kerk in Engeland, de anglicaanse kerk, te vernieuwen. Hij werd een van de grote protagonisten van de anglicaans-katholieke Oxford-movement, een beweging die het katholieke element in de anglicaanse traditie wilde versterken. Hij was er toen nog van overtuigd dat het anglicanisme een via media was waarin protestantse/reformatorische en katholieke elementen in een synthese voorkwamen, maar had het idee dat een aantal katholieke elementen verwaarloosd werden.

Hij schreef in die periode Tracts for the Times en bij het 90e en tevens laatste tract volgde zijn bekering tot het katholieke geloof. Dat kwam als een schok, want hij was een van de briljante vooraanstaande mensen van de Oxford-beweging. Hij heeft zich in een ander belangrijk werk, de Apologia pro vita sua – wereldliteratuur vind ik, vergelijkbaar met de Confessiones van Augustinus – verdedigd over deze stap en hij beschrijft hierin terugkijkend op zijn leven zijn ‘evolutie’. Daarnaast was het voor hem ook in sociaal opzicht een enorme stap omdat het katholicisme in het Engeland van die tijd het Ierse katholicisme was, en Ieren waren in die tijd in zekere zin tweederangs burgers, tweederangs christenen. De intellectuele traditie zat in Oxford en Cambridge; daar zaten de grote geesten.

Voor zijn bekering heeft hij een grote studie voltooid: An Essay on the Development of Christian Doctrine. Hij was daarmee een voorloper, want in een tijd dat de kerkelijke leer zeer vast zat en als een eeuwige absolute vaste waarde werd geponeerd heeft hij het inzicht gehad – verwant trouwens aan andere bewegingen uit de 19e eeuw – dat ook het dogma en de leer groeit en evolueert, ook onderhevig is aan de wetten van de groei, op een zelfde wijze als Darwin dat toepaste op biologische processen en zoals we ook zien bij de studie van de literatuur en de historisch-kritische benadering. Die gedachte dat alles ontstaat, alles groeit en alles in beweging is, heeft hij toegepast op iets wat in de ogen van zeer veel gelovigen absoluut, onaantastbaar was en vaststond. Hij heeft gesteld: ook het dogma groeit en ook de leer groeit. Hij formuleerde ook een aantal criteria voor wanneer die groei authentiek of afwijkend is in die grote studie, en als een soort persoonlijke conclusie van dat proces heeft hij zich bekeerd. Hij was een introspectieve figuur die veel aan zelfreflectie deed en daarmee samenhangend veel registreerde, ook schriftelijk, van wat hem bezighield. Een deel van Newmans enorme correspondentie, met alle mogelijke personen onder wie ook zijn zus, is uitgegeven en omvat maar liefst meer dan 30 volumes.

Voorts is een heel belangrijk aspect in Newmans werk zijn beklemtoning van het geweten als de weg om God te leren kennen, de primordiale rol van de stem van het geweten die de stem is van God. Voor Newman is dit geweten in zekere zin belangrijker dan alle dogmatische stellingnamen. Dit komt ook tot uitdrukking in zijn gedicht Lead, kindly light. Hierin vraagt hij aan God: geef mij voldoende licht om de volgende stap te zetten. Hij berust in het feit dat hij niet alles kan weten en geeft zich in vertrouwen over aan God die er altijd zal zijn. Hij vraagt Hem om hem te leiden, waarbij één stap genoeg is; hij hoeft de einder niet te zien. Dat vind ik een zeer mooie, realistische vorm van overgave en vertrouwen. Hij wil zich laten leiden door dit licht, dit licht van het geweten. Het is een mooi beeld omdat het zowel kan slaan op de stem van het geweten als op God.

Newman was een zeer begaafd schrijver; zijn preken zijn literaire pareltjes, de preken die hij hield in Littlemore zijn allemaal gepubliceerd en maakten zeer veel indruk. Ze waren indringend en mensen werden erdoor in hun hart geraakt, ze voelden dat het real was. Dat stak schril af bij de preken van bijvoorbeeld de anglicaanse evangelicals van die tijd, die probeerden mensen te overtuigen. Newman was zich ervan bewust dat je een mens niet overtuigt als je alleen zijn verstand aanspreekt, maar dat mensen alleen aangesproken kunnen worden als ze in het hart geraakt worden. Newman kon vanuit het hart spreken over zaken en dingen raken waar de mensen ook mee bezig waren. Vandaar ook de spreuk die hij aannam toen hij kardinaal werd: Cor ad cor loquitur, oftewel: het hart spreekt tot het hart.

Toen hij overstapte naar de rooms-katholieke Kerk heeft hij het niet makkelijk gehad: ten eerste werd hij door zijn oude achterban beschuldigd van allerlei zaken, maar ook in de rooms-katholieke Kerk werd hij met argwaan bekeken: is hij wel echt katholiek of is hij nog protestant? Men vond hem te genuanceerd en beschuldigde hem ervan dat hij niet radicaal durfde te zeggen wat de katholieke positie was. Zo had hij bijvoorbeeld kritiek op het dogma over de onfeilbaarheid van de paus; hij vroeg zich af of dit dogma wel opportuun en wenselijk was voor het heil van de Kerk. Hij bleef altijd persoonlijk en kritisch nadenken en was niet iemand die his master’s voice verwoordde. Maar op het eind van zijn leven heeft hij in de Kerk wel de volle erkenning gekregen. Hij is zelfs de eerste kardinaalscreatie geworden van paus Leo XIII, een paus die een vrij frisse kijk op zaken had. En in het Tweede Vaticaans Concilie en in onze tijd, met zijn zaligverklaring, is die erkenning nog groter geworden. Kardinaal Newman heeft dingen gezien die nog altijd belangrijk en actueel zijn voor het denken over de Kerk, de leer en vele zaken meer en is in die zin van blijvende betekenis. Daarom ben ik blij dat hij erkend wordt, ook in zijn heiligheid. Heiligheid en intellect hoeven elkaar niet uit sluiten, het is niet of-of maar én-én. Ik hoop dan ook dat hij in de toekomst de titel zal krijgen van Kerkleraar, dat de Kerk hem op die manier aanwijst als een belangrijk figuur voor ons denken en voor onze visie als christenen.’

Denkt u dat dit gaat gebeuren of hoopt u dat?

[hoopvol lachend] ‘Dat hoop ik.’

Was kardinaal Newmans overstap naar de katholieke kerk ook ingegeven door zijn nadruk op het belang van de Kerk als tegenwicht voor de individualisering die ook in het protestantisme aanwezig was?

‘Jazeker. De protestantse traditie benadrukt dat er geen bemiddeling nodig is om God te ontmoeten: als ik de Bijbel lees spreekt God direct tot mij. Dat is ook waar natuurlijk, maar de katholieke traditie zegt dat de Bijbel voor vele interpretaties vatbaar is en er een soort regulerende, bemiddelende instantie nodig is die helpt om de Bijbel juist te lezen, zoals-ie bedoeld is, opdat mensen niet ontsporen bij het lezen ervan. Newman vond het kader dat de rooms-katholieke Kerk bood om als individuele gelovige je geloof te beleven belangrijk en dit was ook een van de redenen om zelf tot het katholieke geloof over te gaan.’

Van kardinaal Newman wordt vaak gezegd dat hij een grote invloed heeft gehad op de positie van de leek in de Kerk. Wat heeft hij hiervoor betekend?

‘Hij heeft daar ooit een belangrijke tekst over geschreven in het tijdschrift The Rambler. Aan de hand van een historische studie trok hij de conclusie dat het gewone volk in de 4e eeuw – toen de kwestie van het arianisme speelde – een juistere intuïtie had van de kant waarop het geloof en de doctrine moesten gaan dan een aantal bisschoppen. Hij zag daarmee het belang in van de sensus fidelium, de geloofszin van de gewone gelovigen, van het Volk Gods, de intuïtie van de gelovige gemeenschap. De evolutie van de Kerk hangt volgens Newman niet af van alleen de clerus; de Kerk mag niet gereduceerd worden tot de priesters en de bisschoppen, maar de Kerk is het geheel en ook de leken spelen daarin een wezenlijke rol. Het hele Volk wordt geleid door Gods geest en voelt intuïtief aan wat klopt en wat niet, wat de goede richting is en wat niet. Dat was Newmans intuïtie en dit is ook bevestigd in het Tweede Vaticaans Concilie: in Lumen Gentium, de constitutie over de Kerk, wordt dan ook eerst gesproken over het Volk en pas daarna over de hiërarchie.’

Wat ziet u als zijn grootste verdienste(n) voor de Kerk?

‘Hij heeft reeds heel vroeg het probleem aangeroerd hoe de Kerk en de gelovigen hun positie kunnen vinden in een geseculariseerde cultuur. In zijn tijd speelde het liberalisme erg – je had ook een liberal wing binnen de anglicaanse Church of England – waarin men in feite het geloof en de openbaring ondergeschikt maakte aan het ideeëngoed van de seculiere maatschappij en van de voortgaande Verlichting. Wat uiteindelijk betekent dat men het geloof opgeeft, dat het geloof verdampt. Newman was beducht voor het liberaliseren van de kerk van zijn tijd en juist daarom waren volgens hem autoriteit, openbaring en traditie nodig, om in zekere zin weerstand te bieden aan die opslorpende kracht van het autonome liberale denken waarbij het eigen denken de norm werd van alles. Terwijl het geloof juist zegt: ik ben niet strikt autonoom maar heteronoom, er is iemand anders die mijn leven leidt, mijn leven is een geschenk dat ik heb gekregen van Iemand Anders. Newman heeft met een profetische blik de beweging van zijn tijd doorzien en gezien hoe de Kerk zich daarvoor dient uit te rusten, door het belang van de Kerk en de gemeenschap te benadrukken.

Ook zijn nadruk op het geweten is een heel belangrijke bijdrage, dat hij zegt: niet de autoriteit van de Kerk is de laatste instantie voor wat ik doe en beslis, maar mijn geweten. Ik moet mijn geweten natuurlijk vormen en eerbied hebben voor het gezag, maar het is uiteindelijk het geweten, de stem van God, die mij oriënteert, het licht dat mij leidt. Ook vind ik het uiterst belangrijk dat Newman benadrukte dat ook het dogma iets is wat altijd in ontwikkeling is. Ik ben van vorming exegeet en opgegroeid in de historisch-kritische methode van Bijbellezen. Daardoor ben ik me er zeer van bewust dat als men geen rekening houdt met de historische context en groei van alles, dus ook van de Kerk en de leer van de Kerk en zelfs van de dogma’s, men iets essentieels mist. Thomas zei al: de werkelijkheid ligt altijd verder, is altijd groter, dan wat ik kan verwoorden. Het relativeren van een tijdsgebonden formulering kan alleen als je de historiciteit van een dogma kunt zien. Woorden zijn altijd gebonden aan een bepaald tijdsgewricht en een bepaalde filosofie en die woorden proberen het mysterie uit te drukken zonder dat volledig te kunnen. Dat inzicht is in feite mede te danken aan het denken van Newman die de historiciteit van alles en dus ook van het dogma heeft ingezien. Ook dat is een belangrijke bijdrage van kardinaal Newman geweest voor de Kerk vandaag.’


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Adelbert Denaux.