Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Erik Sengers
Dossiers » Overheid » introductie » Overheid in de katholieke scoiale leer

Overheid in de katholieke scoiale leer

Historische betekenis

De verhouding van de katholieke kerk met de wereldse machten is altijd een spanningsvolle geweest. Dat heeft theologische en historische redenen. De theologische reden is dat de katholieke kerk zichzelf ziet en altijd heeft gezien als de (enige) wereldlijke realisering, als de zichtbare uitdrukking van de door Jezus gestichte algemene christelijke kerk. Als instituut, als organisatie, hiërarchisch georganiseerd, beheert zij de heilsmiddelen (sacramenten) die mensen nodig hebben op hun wereldse weg naar God. Zeker in tijden waarin dit voor mensen van belang was, waarin grote onzekerheid heerste over het menselijk bestaan, was deze geestelijke macht tegelijk een grote wereldse macht waarmee door middel van de excommunicatie hele koninkrijken uit de gemeenschap van de westerse christelijke naties gestoten konden worden. De historische reden is dat na het verval van het Romeinse Rijk de katholiek-christelijke kerk de enige instantie was met een behoorlijk functionerende structuur, internationaal georganiseerd, in staat om de westerse leiders te mobiliseren tegen invallen van Hunnen, Vandalen, Arabieren en Mongolen. De kerk was in het grootste deel van haar bestaan een politieke macht om rekening mee te houden, wat versterkt werd door de grote materiële bezittingen die haar door schenking of verovering ten deel vielen. Het hele proces van de vorming van moderne nationale staten (in Engeland, Nederland, Frankrijk, delen van Duitsland, Oostenrijk, Italië) kon daarmee alleen plaatsvinden in oppositie tegen de kerk.

Tegenwoordig is de wereldlijke macht van de katholieke kerk niet meer zo alomvattend. Na het emanciperen van de nationale staat en het verlies van de kerkelijke staat in midden-Italië – en het later beperken van de wereldlijke soevereiniteit van de kerk tot de staat Vaticaanstad – is de verhouding van de kerk tot de politieke machten radicaal veranderd. De kerk is niet meer een politieke macht zoals de andere, maar moest zich op andere manieren tot de staten verhouden en zich ertoe richten. In de tweede helft van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste gebeurde dit door enerzijds de katholieke basis in verschillende landen te activeren, die basis te richten op maatschappelijke en politieke activiteiten, te werken aan katholieke partijvorming, en de eenheid van het katholieke volksdeel. Anderzijds werd er, gesteund door de eisen van de katholieke volksdelen, met overheden onderhandeld over de positie van de kerk in de samenleving en van het kerkelijk onderwijs, zorginstellingen, maatschappelijke organisaties en anderen. Na de ontzuiling en verbrokkeling van het katholieke volksdeel in meerdere landen kwam ook dit model aan een eind. Dat betekent echter niet het einde van de bemoeienis van de kerk met de politieke wereld. Juist in haar profetisch spreken over de overheid blijkt zij nog steeds een geduchte invloed te hebben, zoals blijkt de rol van de kerk in de revoluties van 1989, in Cuba, in dictaturen in Afrika en andere landen.

Katholieke visie op de overheid

In het begin van zijn geschiedenis had het joodse volk geen koning. Toen Saul als koning gezalfd werd drukte het daarmee uit dat het koningschap een door God gegeven institutie is, die de heerschappij Gods moet duidelijk maken en Zijn heilsplan moet uitvoeren: verdediger van de armen en rechtvaardigheid, brenger van vrede. Jezus erkent de legitieme macht van de overheid maar verwerpt haar alomvattende claims op mensen en haar poging zichzelf groter te maken dan ze is. Ook in de nieuw-testamentische brieven worden christenen aangespoord de legitieme heersers, zij die rechtvaardigheid respecteren en algemeen welzijn verzekeren, te achten. De overheid moet de vrijheid, daaronder zeker ook de vrijheid van godsdienstoefening, garanderen zodat mensen in staat worden gesteld hun eigen weg naar God te gaan. De macht komt van God, Hij is de enige ware koning, en het wereldse koningschap moet naar het voorbeeld van God (dienend en in vrijheid) uitgeoefend worden.

De politieke gemeenschap ontspringt in de katholieke leer aan de vrijheid en rationaliteit van ieder individu (en moet daaraan dienstbaar zijn), waarmee mensen zowel individueel als met elkaar proberen oplossingen te vinden voor de problemen die ze tegenkomen. De politieke orde is daarmee een moreel geladen orde die richting geeft aan het menselijk samenleven. Mensen moeten over de ontwikkeling daarvan kunnen meepraten. Aandachtspunten van deze gemeenschap zijn de erkenning van en respect voor menselijke waardigheid door het beschermen en bevorderen fundamentele en onvervreemdbare mensenrechten voor iedere burger (zodat samengewerkt kan worden aan het algemeen welzijn), het doen van naastenliefde, en het vormen van menselijke gemeenschap. Met de encycliek Pacem in terris erkent de katholieke kerk de universele verklaring van de rechten van de mens, waaronder de vrijheid om als volk onafhankelijke politieke structuren op te eisen.

Politiek gezag is noodzakelijk om het samenleven van mensen te organiseren en in te richten, en dat samenleven te richten op het algemeen welzijn. Het gezag komt voort uit het volk en mag door het volk gecontroleerd worden. Politiek gezag staat in de morele orde waaraan het ontspringt. De wetten en regels die het uitvaardigt moeten daarvan een uitdrukking zijn en begrijpelijk zijn voor iedereen. Alleen die wetten die door eenieder met het verstand begrepen kunnen worden kunnen aanvaard worden. Wanneer de regels daartegenin gaan mag een burger gewetensbezwaar aantekenen of verzet uitoefenen. Straffen door de overheid uitgedeeld aan de burgers moeten gebaseerd zijn op wetgeving en uitgesproken door onafhankelijke rechtbanken. Ook moet de reïntegratie van de gestrafte in het oog gehouden worden.

Het democratisch systeem wordt door de kerk gesteund en gepromoot. Het is een goede manier om vrijheid en rechtvaardigheid te verkrijgen, en om mensen de gelegenheid te geven zichzelf vrij te ontwikkelen en mee te praten in het bestuur over hen, en de macht niet bij een beperkt aantal mensen te houden. Een scheiding der machten is daarvoor bevorderlijk, evenals een goede morele oriëntatie van de gekozen vertegenwoordigers (afkeer van corruptie), goed functionerende politieke partijen, en een vrij mediabestel. De kerk ziet de overheid als dienstbaar aan de samenleving, waaruit zij is voortgekomen, en daarmee dienstbaar aan de eigen groepen die daarin ontstaan en de pluriformiteit die daardoor ontstaat. Het is de overheid die deze pluriformiteit moet bewaken en beschermen, en niet naar zich toe mag trekken voor eigen doeleinden. Hierin ligt de kern van het subsidiariteitsbeginsel zoals door de kerk gehuldigd: geen hoger orgaan mag de eigen werking van een lager orgaan hinderen, omdat het uitdrukking is van de maatschappelijke participatie van mensen.

De kern van de opstelling van de kerk in en tegenover de staat bestaat in de twee-rijkenleer: de kerk is de organisatie voor de religieuze behoeften, de overheid is er voor de tijdelijke, wereldse behoeften. Daarin zijn beide autonoom en onafhankelijk. Wel moet de overheid de vrijheid van de kerk om deze missie te realiseren, erkennen. Deze wederzijdse onafhankelijkheid houdt echter geen scheiding in die samenwerking uitsluit, want beide dienen op verschillende wijze de sociale en persoonlijke roeping van mensen.

Actualisering

Twee thema’s maken de visie van de katholieke kerk op het openbaar bestuur actueel. De eerste vraag is of christenen op aparte basis aan de politiek moeten deelnemen. Dit is een vraag die steeds opnieuw terugkeert zowel in christelijke partijen als daarbuiten. De katholieke leer huldigt namelijk niet een bepaald partijstandpunt, en het christelijk-katholieke en (zeker als we het breder trekken) sociale denken kan in meerdere partijen gerealiseerd worden. Op basis van hun geloof kunnen christenen kortom tot verschillende partijpolitieke keuzes komen. Is er een bestaansrecht voor zoiets als christen-democratie vanuit de katholieke leer, kunnen christenen zich op basis van hun geloof voor politieke doelen verenigen? Zelf denk ik dat het mogelijk is, hoewel het tegelijkertijd onverlet laat dat individuen op basis van hetzelfde geloof tot eigen partijpolitieke keuzes komen. De katholieke leer biedt een geheel eigen visie op de samenleving, op de rol van de overheid daarbinnen, op economische en immateriële vragen. Het is mogelijk om op basis van deze inspiratie een politiek programma op te stellen en organisatie te vormen, en toch de eigenheid van kerk en staat te waarborgen. Wel zijn ook christelijke politici gevraagd zich te houden aan de algemene gestelde normen voor politici zoals hierboven weergegeven.

Het tweede thema gaat over de discussie over verhouding religie en samenleving. Het katholieke denken biedt daarvoor een insteek die in de publieke debatten nauwelijks aan bod komt. Religie en religieuze uitingen, zowel individueel als collectief, moeten een zekere vrijheid hebben binnen het politieke bestel. Het zijn uitingen van de zoektocht naar waarheid. Ieder mens heeft in de katholieke leer de plicht deze waarheid voor hemzelf/haarzelf te zoeken. De Vaticaanse encycliek Nostra Aetate erkent dat deze zoektocht naar God ook in andere godsdiensten op authentieke wijze gebeurt. Daarom moeten overheden opkomen voor de religieuze pluriformiteit en vrijheid in het land dat ze besturen. Ieder mens heeft het ingeboren recht zijn eigen zoektocht in vrijheid te volgen en daar tochtgenoten bij te zoeken. Inmenging van de overheid hierin - als het gaat om besnijdenis, rituele slacht, onderwijs en dergelijke – wordt gezien als een fundamentele aantasting van de mensenrechten.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Van Iersel.