Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Rechters, het boek » niet-wetenschappelijke artikelen » Piet van Midden, Mijn vader is een koning - en ik ben niet veel beter ..

Piet van Midden, Mijn vader is een koning - en ik ben niet veel beter ..

Piet van Midden, Mijn vader is een koning - en ik ben niet veel beter .., in: Interpretatie 19,6 (2011), p. 8-11.


Samenvatting
Het boek Rechters gaat over richters, maar om koningen. In een opgaande lijn dromen de richters van meer dan een locaal leiderschap. Ook de kleintjes. Het culmineert in het verhaal over Abimelek. ‘Mijn vader is koning’ betekent dat en in die naam krijgt de lezer informatie achteraf over de die vader: Gideon – Jerubbaäl. Waar de richter in hem ophoudt en de koning in hem wordt geboren gaat het hopeloos fout. Abimelek maakt die dromen waar. Hij wordt conform de koningswet uit Deuteronmium 17 uit het midden van zijn broeders gekozen, maar ze zijn boefjes en boefjesmaat. Er is geen chèsed en geen èmèt, broederlijke solidariteit. Daarmee is het koningschap tot mislukken gedoemd: het schept een nieuw soort broederschap, een boevenmaatschap, die uit is op hegemonie en dus op moord en doodslag. Uiteraard is het in retrospectief verteld: de kliek rondom de koningen van Israël en Juda heeft model gestaan voor de fatale ‘broederschap’ rond Israëls modelkoning Abimelek. Daarenboven is koningschap niet alleen gevaarlijk maar ook volstrekt nutteloos, leert de fabel van Jotam ons. Als met het uitsteken van de ogen van Simson het licht uitgaat over het tot mislukken gedoemde koningschap, wordt vervolgens in het tweede deel van het boek Rechters in bijna messiaanse zin gedroomd van een koning naar het model van David, die de broeders niet tegen elkaar opzette, zoals Abimelek, maar juist verbond: ‘Was er maar een koning in die dagen geweest, dan…’


Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.
Share
Share on TwitterShare on facebookShare on Google Plus
Scroll To Top