Dossiers »
Scruton, Roger »
introductie » Roger Scruton (geb. 1944)
Roger Scruton (geb. 1944)
Roger Scruton wordt in 1944 geboren in Manchester, Engeland. Hij groeit met zijn twee zusjes op als zoon van een militant socialistische onderwijzer en zijn volgens Roger Scruton onder de duim gehouden echtgenote. In zijn autobiografie Gentle Regrets vertelt Scruton hoe hij zijn jeugd in zekere zin dubbel ervaren heeft. Enerzijds is er de rebelse, heftig puberende Roger die in een band speelt, achter de meiden aanzit en rotzooi trapt op school – waar hij vanaf wordt getrapt, gelukkig pas nadat hij zijn toelatingsexamen voor Jesus College, Cambridge, had gedaan – maar anderzijds de introverte Vernon (zijn tweede naam) die literaire interesses heeft en een passie voor klassieke muziek in het algemeen en opera in het bijzonder ontwikkelt. Al maakt hij er een zooitje van, Scruton bezoekt wel een goede school, namelijk een “grammar school”, eigenlijk een gymnasium waar kinderen van ouders die geen privéschool als Eton konden betalen net zulk goed onderwijs kregen als aan zulke privéscholen (in het Brits Engels om historische redenen van oudsher overigens public schools geheten).
Scruton ontdekt de poëzie van T.S. Eliot, vooral de spirituele Four Quartets en Rainer Maria Rilke. Ook leest hij Oswald Spenglers monumentale Untergang des Abendlands. Eenmaal student in Cambridge leert hij dat Spengler een vage zwever en een charlatan is die de logica aan zijn laars lapt. De vroege jaren ’60 zijn in Groot-Brittannië de hoogtijdagen van de analytische filosofie. Filosofie is vooral de formeel-logische analyse van filosofische problemen. Het ideaal van de filosofie is gelegen in de strengheid van wiskunde en natuurkunde. De meer literaire neigingen van Scruton hebben weinig plaats in het Cambridge van zijn studententijd. Hij zal de literatuur pas later in zijn leven weer oppakken en bijvoorbeeld romans gaan schrijven. Hij is een zeer getalenteerd filosoof die promoveert in de esthetica en docent wordt, eerst in Cambridge en later in Londen. Tegenwoordig doceert Scruton ondermeer in Oxford en in St. Andrews.
Hij publiceert veel over kunst, vooral over muziek én over architectuur. Scruton veroordeelt de architectuur van de twintigste eeuw scherp. Naar zijn mening heeft bijvoorbeeld Le Corbusier veel moois kapot gemaakt. Scruton argumenteert dat de architect een bescheiden rol moet spelen, niet de kunstenaar moet willen uithangen maar vooral ambachtelijk moet bouwen. Architectuur moet de menselijke maat die bij het traditionele bouwen hoort in ere herstellen. Zijn architectuurfilosofie past naadloos in zijn conservatisme. Gedeeltelijk heeft zijn conservatisme een achtergrond in zijn fellowship aan Peterhouse, Cambridge.
Met twee andere fellows van dat Cambridge college, de historicus Maurice Cowling en de kunsthistoricus David Watkin, auteur van een standaardwerk over architectuurgeschiedenis, staat hij aan de wieg van de conservatieve Salisbury Review.
De cruciale politieke wending in zijn leven komt voor Scruton echter daarvóór, als hij in 1968 tijdens de studentenopstanden in Parijs verblijft. Hij is er getuige van hoe zijn linkse vrienden een socialistische revolutie willen maken. Veelal jongeren uit geprivilegieerde milieus maken politiemannen uit de werkende klasse in naam van de arbeider het leven zuur. “Tot mijn verbazing ontdekte ik dat ik de kant van de politieman koos” vertelde Scruton meerdere malen in interviews en boeken. De soixante-huitards – de 1968 generatie – die het verleden wil uitwissen maakt volgens Scruton een radicale vergissing. Hij leest Edmund Burke en ontdekt naast zijn vertoog over het schone zijn sublieme geschrift over (of liever: tegen) de Franse revolutie. Burke beschouwt de utopische ambities van de Franse revolutionairen als rampzalig. Een nieuwe samenleving willen opzetten leidt alleen maar tot ellende, argumenteert Burke. Een samenleving kan namelijk niet alleen op de toekomst en het heden zijn gericht, sterker nog: we zijn het aan de toekomst verplicht om het goede te bewaren.
Met Burke ziet Scruton de samenleving als een contract tussen “de doden, de levenden en de nog niet geborenen”.
Scruton afficheert zich meer en meer als een conservatief denker. Als hij in 1980 het pamflet The Meaning of Conservatism publiceert, luidt dat naar zijn eigen zeggen een langdurige hetze van de academische gemeenschap tegen hem in. Scruton heeft zich niet geliefd gemaakt en is trouwens met zijn pleidooien voor de vossenjacht en tegen masturbatie en het homohuwelijk nog steeds een controversiële figuur in weldenkende kringen.
Bij zijn wijd en zijd verkondigde omstredenheid kan wel de kanttekening worden gemaakt dat er geen traditioneel Engels instituut is waarvan Scruton geen erkenning heeft gekregen, in feite is hij het tegendeel van de gemarginaliseerde auteur – Roger Scruton is gemeten naar zijn erkenning en succes een intellectuele superster van het niveau van Richard Dawkins of Slavoj Zizek. Dat neemt natuurlijk niet weg dat zijn denkbeelden en zijn persoon slecht liggen bij de typische linkse intellectueel. Desalniettemin kunnen we vaststellen dat de status van “dearest foe” van de linkse media-intellectueel Scrutons unique selling point is geworden en dat het hem geen windeieren gelegd heeft.
Een ander element van zijn omstreden status is zijn verdediging van het geloof in God. Volgens Scruton heeft het geen zin te ontkennen dat de natuurwetenschap geldige verklaringen geeft van veel aspecten van de werkelijkheid. Maar de natuurwetenschappen kunnen niet alles uitleggen. Religieuze beleving lijkt op de beleving van kunst. Scheikundig gezien is een schilderij niets meer dan een verdeling van pigmenten, die weer een bepaalde chemische samenstelling hebben, op canvas of hout. Maar we hebben helemaal niets over het schilderij als schilderij gezegd als we het zo beschrijven. We zien een portret, een schilderij van een gezicht van iemand. Net zo kan de werkelijkheid op een bepaalde manier of in een bepaald opzicht beschreven worden als een geheel van wetmatige oorzaak-gevolg relaties, maar zo’n beschrijving is niet volledig: er ontbreekt een aspect van betekenis aan. De religieuze dimensie hoort bij het menszijn en doortrekt en vormt bovendien de westerse cultuur, die zonder het christendom eenvoudigweg ondenkbaar is.
Recentelijk heeft Scruton ook geschreven over natuurbehoud, iets wat volgens hem het beste aan conservatieven kan worden toevertrouwd en over de superioriteit van de Westerse beschaving. Voorts is Scruton een wijnliefhebber die een boek schreef I drink therefore I am, dat wijntips mengt met cultuurfilosofie light. Zijn meest recente werk is echter vooral godsdienstfilosofisch en kunstfilosofisch van aard. Zijn korte boek On Beauty resulteerde in een documentaire voor de BBC.
Scruton is vrij populair in Nederland en gaf talloze interviews aan weekbladen en kranten en voor de televisie. Beroemd is zijn optreden in het VPRO-programma “Van de schoonheid en de troost”, waarvan clips online te zien zijn.
Scruton woont met zijn tweede vrouw en zoon en dochter op het Engelse platteland. Hij is organist bij de plaatselijke kerk.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan drs. Sjoerd van Hoorn.