Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Vagevuur » introductie » Vagevuur

Vagevuur



VagevuurHet vagevuur, in het Latijn ook wel purgaturio genoemd (vergelijk het Engelse purgatory), duidt een proces aan waarbij de menselijke ziel na de dood wordt ontdaan van ‘onzuiverheden’ veroorzaakt door zonde, om na deze periode van loutering toe te kunnen treden in de hemel. Hoewel het vagevuur wordt geassocieerd met verbranden, pijn of straf, moet het eerder als een louteringsproces gezien worden. Het betreft de reinigende liefde van God die menselijke onvolmaaktheden, veroorzaakt door zonden begaan tijdens het leven, wegbrand. Deze reinigende kracht van het vagevuur is in het Latijn (en het Engels) nog wel enigszins terug te vinden, zo betekent het Engelse woord to purge zoveel als ‘reinigen’ of ‘uitbannen’. Vanwege de associatie met vuur wordt het purgatorio ook wel (ten onrechte) in verband gebracht met de hel, en als het ware als een voorportaal hiervan gezien. Het vagevuur is echter eerder een proces dan een plaats, en in tegenstelling tot de verbanning tot de hel, is de loutering in het vagevuur van een eindige aard; nadat alle zonden zijn uitgezuiverd kan de geperfectioneerde menselijke ziel de hemel betreden. In de kunst is het vagevuur een zeer veelvuldig voorkomend motief. Belangrijkste voorbeeld is wellicht het tweede deel van de Goddelijke Komedie van Dante Alighieri, dat de naam Purgatorio draagt.

Vagevuur in relatie tot de hemel

Het vagevuur staat onmiskenbaar in relatie tot hemel en hel. De nadruk die met de naam vagevuur komt te liggen op het brandende karakter spreekt misschien ten nadele van de Nederlandse term. Immers, dit zou de indruk kunnen wekken dat het vagevuur slechts fungeert als een straf voor zondaars. Niets is minder waar: zij die zich in het vagevuur bevinden zijn voorbestemd voor de hemel. Ze moeten echter eerst nog iets uitboeten. Ze moeten als het ware gereinigd worden zodat zij zonder enig beletsel de hemel zullen kunnen betreden. Precies hier komt de ware aard van het vagevuur aan het licht en zien we dat het Engelse purgatory wel goed weergeeft wat er aan de hand is. Het vagevuur is een loutering of heiliging van Godswege. Deze heiliging wordt verbeeld als een branden omdat vuur ook een reinigende werking heeft (denk aan het steriliseren van een naald in open vuur) en omdat er op de achtergrond het motief van de straf meespeelt.

Er zijn dus een aantal verschillen aan te wijzen tussen het vagevuur enerzijds en de hemel anderzijds: ten eerste is het vagevuur slechts tijdelijk waar de hemel voor eeuwig is. Het vagevuur is als het ware een voorbereiding op de hemel, terwijl de hemel eindbestemming is. Ten tweede kunnen we stellen dat het vagevuur een strikt individuele aangelegenheid is, in tegenstelling tot de hemel, dat een collectief karakter heeft. Ten derde speelt de relatie tot het Laatste Oordeel een rol. Het lijkt alsof het vagevuur direct na de dood, maar voor het Laatste Oordeel plaatsvindt. De hemel als collectieve bestemming voor gelovigen wordt echter pas na het Laatste Oordeel van toepassing. Ten slotte blijkt uit de liturgie en het volksgeloof dat mensen hier op aarde nog invloed kunnen uitoefenen op het lot van gestorvenen die zich in het vagevuur bevinden, onder andere door middel van gebeden en de aflaat, et cetera. Een dergelijke gedachte bestaat niet voor hen die zich in de hemel bevinden, omdat de hemel immers als eindbestemming wordt bezien.

Vagevuur en aflaatpraktijken

De leer over het vagevuur heeft ertoe geleid dat er praktijken ontstonden die de duur van het verblijf in het vagevuur konden bekorten. Hierbij moet worden opgemerkt dat er een verschil bestaat tussen zondevergeving en zondestraf. Het sacrament van boetedoening, ook wel de biechtpraktijk genoemd, bewerkt vergeving van de zonde. Dit wil echter nog niet zeggen dat hiermee het verblijf in het vagevuur wordt bekort of dat de noodzaak van het vagevuur wordt opgeheven. Hoewel de zonde reeds vergeven is, bestaat er nog steeds de notie van zondestraf. De vergeven zonde heeft als het ware de ziel verontreinigd en dit moet in het vagevuur uitgeboet worden. Dat een gelovige vlak voor zijn dood nog de mogelijkheid had te biechten en de ziekenzalving ontving, was voor de nabestaanden dus geen enkele reden om aan te nemen dat de gestorvene zich niet in het vagevuur bevond. Het waren specifieke aflaatpraktijken die er zorg voor moesten dragen dat de tijd die de overledene in het vagevuur moest doorbrengen werd bekort.

De aflaat hangt nauw samen met de biechtpraktijk. Waar de biecht vergeving van de zonde bewerkstelligt, verkort de aflaat de zondestraf. Dit kan een gedeeltelijke of volledige opheffing van de uitstaande zondestraf betekenen. Er bestaan veel verschillende voorwaarden waaronder gedeeltelijke of volledige aflaat verdient kan worden. In ieder geval zijn er drie componenten noodzakelijk: biecht, communie en gebed. Door middel van een smeekgebed kan de verdiende aflaat worden overgedragen op een overledene die zich in het vagevuur bevindt. De gedachte is dus dat hiermee de tijd die diegene in het vagevuur moet uitzitten wordt bekort of geheel wordt opgeheven. Deze solidariteit van de levenden met de doden vormt het theologisch belang van de aflaatpraktijken.

Een specifiek voorbeeld van een aflaatpraktijk die op de overledenen in het vagevuur is gericht is het zogenaamde ‘pesjoenkelen’. Dit is een aflaatpraktijk waarbij men op de dag van Allerzielen de kerk binnengaat en vijf Weesgegroetjes, vijf Onze Vaders en vijf Eer aan de Vaders bidt (ter intentie van de paus). Hiermee verdient men dan een volledige aflaat ten gunste van een overledene, die dan ‘bevrijd’ wordt uit het vagevuur. Na het bidden kon men de kerk verlaten, haar weer binnentreden, en vervolgens de hele serie gebeden herhalen om zodoende nog iemand te bevrijden uit het vagevuur. De term pesjoenkelen duidt nu op de praktijk van het herhaaldelijk binnen- en buitengaan van de kerk, met als doel zoveel mogelijk overledenen te bevrijden uit het vagevuur.

Theologische gedachten bij het vagevuur

Een aantal opmerkingen moet gemaakt worden met het oog op de theologische kenmerken van het vagevuur. Ten eerste over de vraag of het vagevuur het gevolg is van een individueel oordeel, of dat het als het ware een natuurlijk gevolg is van de zonde. Hier kan worden geantwoord dat dit te maken heeft met de relatie tussen zonde en orde: zonde is als het ware de verstoring van de Universele Wereldordening die tot stand is gekomen door de schepping. Omdat Christus als de Logos de schepping heeft bemiddeld, is orde een kenmerkend element van de schepping geworden. Dit houdt in dat de schepping van nature tegen de ordeverstoring van de zonde is gericht. Aan het vagevuur hoeft dus geen individueel oordeel vooraf te gaan. De mens veroordeelt zichzelf wanneer hij een zonde begaat; zelfs wanneer de zonde vergeven wordt, blijft de zondestraf noodzakelijk om de scheppingsorde te herstellen.

Ten tweede de vraag waarom God ons bij vergeving van de zonde ook niet gelijk de zondestraf kwijtscheldt. Dit heeft te maken met de idee dat God ons dermate serieus neemt dat Hij de mens een kans geeft om te groeien, om iets uit te boeten, en om onszelf te laten zuiveren. Van de andere kant heeft het ook te maken met rechtvaardigheid, en de idee dat overtredingen bestraft moeten worden. Uiteindelijk moet in het vizier gehouden worden dat het vagevuur een positieve aangelegenheid is. Wie zich in het vagevuur bevindt is immers al verzekerd van een plek in de hemel. Als gelovigen niet de kans zouden krijgen hun zonden uit te boeten in het vagevuur, zouden zij immers de hemel niet kunnen binnengaan. De notie van het vagevuur moet dus begrepen worden als een menselijke uiting van hoop.




Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Harm Goris.