In de Rooms Katholieke Kerk is de orde van priesters, ook wel het presbyteraat genoemd (naar het Griekse presbyteros, dat 'ouderling' betekent), uitsluitend toegankelijk voor ongebonden mannen. Van de drie hogere orden (diaconaat, presbyteraat en episcopaat) is het de orde van priesters het meest omvangrijk. Priesters mogen alle sacramenten toedienen, met uitzondering van de wijding tot de hogere orden, die aan de bisschop is voorbehouden. De kerntaken van een priester zijn het vieren van de eucharistie, het geven van absolutie na het horen van de biecht, en het geven van pastorale zorg. We onderscheiden priesters die in aan een instituut van religieus leven verbonden zijn (ook wel 'paters' genoemd) en de seculiere priesters (in de volksmond ook wel 'wereldheren' genoemd), die verbonden zijn aan een parochie. Seculiere priesters dragen tijdens de liturgie een kazuifel als bovenkleed; daarbuiten dragen zij een clergyman met romeins boord, of een soutane voor plechtige aangelegenheden.
De ‘hogere orde’ van het presbyteraat kan wereldwijd op de meeste leden rekenen. Dit is gemakkelijk te verklaren: de wijding tot permanent diaken is pas sinds het einde van de vorige eeuw weer in gebruik genomen en het aantal permanente diakens is hierdoor nog erg klein. Transeunte diakens worden, op een enkele uitzondering na, allemaal tot priester gewijd; normaliter is een dergelijke kandidaat voor de priesterwijding maximaal een jaar als diaken werkzaam. Dat het aantal bisschoppen kleiner is dan het aantal priesters mag geen verrassing heten, aangezien er een grens is aan het aantal bisschoppen dat de kerk nodig heeft. Het aantal bisschoppen zal ook in de nabije toekomst niet snel groeien, hoewel er wel een toename van het aantal permanente diakens te verwachten valt. Voor het moment is het echter geen overdrijving om te stellen dat wereldwijd gezien, de meeste geestelijken priesters zijn.
De priester deelt, samen met de diaken, in de volheid van de bisschopswijding. Maar waar de diaken vanuit zijn wijding slechts twee sacramenten mag faciliteren (te weten: de doop en het huwelijk), kan de priester ook de biecht horen, de ziekenzalving geven, het vormsel toedienen en de eucharistie vieren. Slechts het sacrament van de wijding is aan de orde der bisschoppen voorbehouden. Vanuit het pastorale perspectief bezien beschikt de priester dus over de grootste reikwijdte, temeer vanwege het feit dat de bisschop zich tegenwoordig vooral met bestuurlijke taken bezighoudt (hoewel vooral seculiere priesters steeds meer bestuurlijke en administratieve taken krijgen toebedeeld, terwijl dit ten koste gaat van de tijd die zij aan hun pastorale verplichtingen kunnen besteden). Priesters die tot instituten van gewijd leven behoren (ordes en congregaties) heten reguliere geestelijken en worden over het algemeen ook wel aangeduid met de term ‘pater’ wat in het Latijn letterlijk ‘vader’ betekent. Voor de zogenaamde seculiere geestelijken (vroeger ook wel de ‘wereldheren’ genoemd), die tot een bisdom behoren en over het algemeen werkzaam zijn in een parochie, is het minder gebruikelijk om ze aan te spreken met ‘vader’. Dit verschilt overigens van land tot land; in Frankrijk of Italië is het wat gebruikelijker om een priester aan te spreken met ‘père’ of ‘padre’. Wat veel mensen echter wel zullen herkennen is de traditionele openingszin van de biecht: ‘Zegen mij, vader, want ik heb gezondigd’. Aangezien het sacrament van boetedoening bij uitstek behoort tot het proprium van het presbyteraat, komt de associatie van de orde der priesters en de aanspreektitel ‘vader’ hier weer duidelijk uit naar voren.
De priester heeft een belangrijke rol te spelen tijdens het hoogtepunt van de katholieke liturgie: de viering van de eucharistie. De priester is vanwege zijn wijding de reguliere voorganger tijdens een eucharistieviering. Bij afwezigheid van een priester of bisschop kan geen eucharistieviering gehouden worden, slechts een woord- en communiedienst. Dit komt omdat het leken en diakens niet toegestaan is om de hostie en de wijn te consecreren. Dit gebeurt tijdens de eucharistieviering bij het uitspreken van de instellingswoorden waarbij herinnert wordt aan de woorden die Jezus Christus zelf sprak tijdens het laatste avondmaal met Zijn leerlingen. Het gehele gebed waarin de instellingswoorden zijn opgenomen, alsmede tweemaal een evocatie van de heilige Geest (de zogenaamde epiclese), is voorbehouden aan priesters en bisschoppen. Wel is het mogelijk dat meerdere priesters, of een combinatie van priesters en een bisschop, samen voorgaan tijdens een eucharistieviering. Wanneer dit gebeurt heeft een van hen de taak van hoofdcelebrant, terwijl de anderen concelebreren, en kan de tekst van het eucharistisch gebed verdeeld worden onder de aanwezige priesters, of men kan sommige gedeelten gezamenlijk uitspreken. De priesters heeft tevens de taak de communie uit te delen aan de gelovigen. Wanneer er een diaken aanwezig is deelt de priester doorgaans de hostie uit terwijl de diaken de kelk bedient. Ook spreekt de priester de apostolische zegen uit en leest hij het Evangelie voor wanneer er geen diaken aanwezig is.
De liturgische gewaden waaraan de priester te herkennen is zijn de kazuifel en de priesterstola. De kazuifel is een bovenkleed dat de priester over zijn stool en albe draagt. Het onderscheidt zich van de dalmatiek (welke door diakens gedragen wordt) vanwege het feit dat het een mouwloos gewaad is. De priesterstool is als dusdanig te herkennen door de manier waarop deze gedragen wordt: over beide schouders terwijl de uiteinden aan de voorzijde van het lichaam afhangen. Vroeger droegen priesters de stola ook wel gekruist op de borst, maar dit komt tegenwoordig steeds minder voor. Hierdoor is het onderscheid tussen de priester- en bisschopstool niet meer zo duidelijk te herkennen. De priester draagt tijdens de liturgie geen hoofddeksel. Buiten de liturgie kunnen seculiere priesters kiezen om zich in een soutane te kleden of in een clergyman met een Romeins boord. Ook kunnen priesters er voor kiezen om reguliere kleding te dragen, vooral wanneer zij uitdrukkelijk niet hun ambt uitoefenen (bijvoorbeeld op vakantie).
Hoewel de relatie tussen een priester en het bisdom steeds meer in arbeidsrechtelijke termen wordt uitgedrukt, is het evenwel niet toepasselijk om te spreken van een arbeidscontract. De priester ontvangt dan ook geen salaris in de reguliere betekenis van het woord. De priester legt een gelofte van gehoorzaamheid af aan de bisschop, waarmee hij aangeeft bereid te zijn om zich voor het bisdom in te spannen. De bisschop heeft op zijn beurt de verantwoordelijkheid om de priester een passende taak op te leggen, en hem te voorzien in zijn levensonderhoud. Concreet betekent dit dat de priester een woning krijgt toegewezen door het bisdom. Dit is meestal de pastorie van de parochie waar de priester gaat werken, hoewel dit tegenwoordig ook steeds minder voorkomt, omdat veel parochies de pastorie in ieder geval gedeeltelijk afstoten of verhuren vanwege de hoge vaste lasten die dit soort grote huizen tegenwoordig met zich meebrengen. De priester ontvangt tevens een toelage voor levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen, alsmede een pensioensvoorziening. De priester betaalt echter wel belasting over de toelage, vermeerderd met een bijtelling voor zijn huisvesting.