Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Zacharia, het boek » introductie » Zacharia

Zacharia



Het Bijbelboek Zacharia behoort tot de zogenaamde 'kleine profeten' en is vernoemd naar de gelijknamige profeet die erin optreedt. Het boek bestaat uit veertien hoofdstukken en is daarmee hetomvangrijkste boek van de twaalf Bijbelboeken die tot de verzameling 'kleine profeten' behoren. Inhoudelijk is het in tweeën te delen: het eerste deel bestaat uit de eerste acht hoofdstukken en bevat een oproep tot het volk om zich te bekeren, alsmede een achttal visioenen van de profeet. Het tweede deel, dat uit de hoofdstukken negen tot en met veertien bestaat, vertoont dusdanige verschillen met het eerste deel dat het onmogelijk van dezelfde auteru afkomstig kan zijn. Het wordt daarom ook wel 'deuterozacharia' genoemd. In dit tweede deel zijn ondere anderede zogenaamde 'herdersallegorie' en een visie vande Messiaanse tijd te vinden.

Naamgeving

Het Bijbelboek Zacharia is vernoemd naar de gelijknamige profeet die in het boek optreedt. De naam Zacharia betekent in het Hebreeuws ‘YHWH heeft herinnerd’. In de versio vulgata, de Latijnse vertaling van de bijbel, wordt de naam van de profeet als Zacharias weergegeven. In de Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuagint, wordt Ζαχαριας (‘Zacharias’) gebruikt. In het Engels wordt de titel van het Bijbelboek weergegeven als Zechariah.

Plaats binnen het Oude Testament

Het Bijbelboek Zacharia behoort tot de verzameling geschriften die in de joodse traditie wordt aangeduid als nevi’im of ‘profeten’. Binnen deze groep Bijbelboeken is er nog een tweedeling gemaakt tussen enerzijds nevi’im rishonim of ‘vroege profeten’, en nevi’im aharonim of ‘late profeten’. Zacharia behoort tot die laatste groep, en wordt samen met nog elf profetische boeken (Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habbakuk, Sefanja, Haggai en Maleachi) tot de ‘twaalf kleine profeten’ gerekend. In de Hebreeuwse bijbel is de volgorde als volgt: eerst komen de vijf boeken van de Torah, dan de nevi’im, en ten slotte de ketuvim of ‘geschriften’. De kleine profeten komen binnen de afdeling nevi’im als laatste. Zacharia is de elfde van de kleine profeten: het boek volgt op het Bijbelboek Haggai en wordt gevolgd door het boek Maleachi.

Ook binnen de canonieke volgorde van de christelijke bijbel is het Bijbelboek Zacharia de elfde van de twaalf kleine profeten. Deze twaalf zijn echter niet te vinden in het midden van het Oude Testament, maar aan het einde. Dit komt omdat men de indeling naar ketuvim en nevi’im in de christelijke canon grotendeels heeft laten varen.

Structuur en verhaalelementen

De onderstaande tekst is een fragment uit het hoofdstuk Joël, Obadja, Nahum, Habakuk, Sefanja, Haggaï, Zacharia, Maleachi, geschreven door Klaas Spronk en verschenen in: Jan Fokkelman, Wim Weren (red.), De Bijbel Literair, Zoetermeer/Kapellen 2005.

Dit is het grootste boek van de twaalf profeten. Het is met het voorafgaande verbonden via het opschrift dat precies dezelfde tijd als datering geeft. Het bevat een groot aantal visioenen en uitspraken in naam van God. Door een inleiding en een aantal opschriften zijn ze op de volgende manier gestructureerd:

1:1-6 inleiding en oproep tot bekering
1:7-6:15 visioenen rond de keuze van de HEER voor Jeruzalem
7:1-8:23 van vasten naar vreugde
9-11 de komst van de heilstijd voor Jeruzalem
12-14 bevrijding van Jeruzalem dat tot centrum van de volken wordt

In de inleiding wordt verwezen naar eerdere profetieën en naar het feit dat zij weinig weerklank vonden bij hun hoorders. Die profeten zijn er niet meer, maar Gods woord blijft aanspreken en aanzetten tot inkeer en handelen. Men kan dit opvatten als een leeswijzer voor hetgeen nu volgt: oude woorden krijgen nieuwe kracht. Het nu volgende deel bevat acht visioenen. De eerste drie (1:7-17;2:1-4 en 2:5-9) hebben betrekking op het herstel van Jeruzalem. De laatste drie (5:1-4;5:5-11 en 6:1-8) gaan over het uitbannen van het kwade. Daartussen staan twee visioenen over Jozua en Zerubbabel als leidslieden in Jeruzalem. Ze worden voorafgegaan door een oproep aan de ballingen (2:10-17). Daarin herinnert God zijn volken aan de oude beloften. Met name het laatste vers, ‘Zwijg voor de HEER al wat leeft! Want Hij staat op en komt uit zijn heilige woning’, doet denken aan wat we eerder lazen bij Habakuk 2:20, ‘De Heer echter woont in zijn heilige tempel: laat heel de aarde zwijgen voor zijn aangezicht’. God gaat nu dus een stap verder en vraagt, het als eerder via Haggaï, aan zijn volk om ook in beweging te komen.

In het tweede deel komt op een andere manier dezelfde thematiek aan de orde. In het eerste deel klinkt vooral het verwijt dat het volk niet wil luisteren en gehoorzamen. Dat roept de woede van God op (7:12), een verdere invulling van wat al in de inleiding werd aangeduid (1:2). De ommekeer wordt bewerkstelligd door God zelf, vanuit zijn hartstocht voor zijn volk: ‘Ik was jaloers om Sion met heftige jaloezie; heftig en grimmig was Ik jaloers om haar’(8:2). Dat zijn woorden die herinneren aan het begin van het boek Nahum. Nog duidelijker is het verband met Joël 3:1-3 wanneer in Zacharia 8:4-6 beloofd wordt: ‘Er zullen weer oude mannen en vrouwen zitten op de pleinen van Jeruzalem (…) De pleinen van de stad zullen weer vol zijn met jongens en meisjes (…) Het zal wonderlijk lijken in die dagen’. Dat alles loopt dan weer uit op de oproep om nu ook zelf in actie te komen: ‘laat uw handen krachtig zijn’ (8:13).

In de hoofdstukken 9-11 wordt een heel andere toon aangeslagen. Net als de hoofdstukken 12-14 worden ze in het opschrift aangeduid als ‘een uitspraak’. Deze term komt binnen de boeken van de twaalf profeten ook voor als opschrift bij Nahum, Habakuk en Maleachi. In de eerdere profetieën van Namum en Habakuk leidde hij de profetie tegen andere volken in. Dat is ook het geval in Zachria9. In hoofdstuk 12 en bij Maleachi gaat het om woorden die tot het eigen volk zijn gericht. Komend vanaf hoofdstuk 8 zien we dezelfde overgang als eerder van Micha naar Nahum. In Micha 4:1-3 werd het visioen geschilderd van de volken die naar Sion komen om daar te luisteren naar God. Zacharia 8 eindigde met diezelfde belofte. Zoals na Micha in Nahumhet oordeel over de onderdrukker van Israël werd geveld, is er nu in Zacharia 9 de ‘uitspraak’ over vijandige buurvolken. Deze woorden lopen uit op de aankondiging van de inmiddels uit Joël, Obadja en Sefanja zo bekende ‘dag van de HEER’(14:1). Op die dag betoont Hij zich koning van de hele aarde (14:9). Dat herinnert aan Obadja 20. Op die dag zullen alle volken tegen Jeruzalem strijden. De stad zal worden veroverd en geplunderd. De beschrijving in Zacharia 14:2 herinnert aan het lot van Nineve zoals dat werd geschilderd in Nahum 2-3. Maar dat betekent niet het einde van Jeruzalem: het zal een heilige plaats worden, waar de volken zullen samenkomen voor de eredienst en niet meer om te strijden.

Binnen het geheel van de twaalf profeten functioneert het boek Zacharia zo als een uitweiding van de boodschap van Haggaï en wordt ook de uit de opeenvolging van de eerdere profeten bekende thematiek met de wisselende rol van eigen en ander volk voortgezet en geïntensiveerd.


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Klaas Spronk.