Fulgentius, afkomstig uit een aanzienlijke Romeins-Carthaagse familie, was relatief jong reeds één van de leidende figuren van de Afrikaanse en zelfs de hele westerse kerk van zijn tijd. Hij koos voor een bestaan als monnik en asceet, maar verdedigde ook als theoloog in woord en geschrift de orthodoxe triniteitsleer en christologie tegenover de arianen, en de augustijnse genadeleer tegenover de semi-pelagianen. Tegen zijn zin (althans, dat zeggen de bronnen) werd hij tot bisschop gekozen van Ruspe, waarna een hectisch en zwervend bestaan volgde, omdat de Vandaalse koningen, die in zijn tijd in Noord-Afrika heersten, ariaans gezind waren. Fulgentius fungeerde als vraagbaak en steunpilaar voor de hele orthodoxe gemeenschap, en wist door zijn onverzettelijkheid vele geloofsgenoten te inspireren en respect af te dwingen bij zijn tegenstanders. Uiteindelijk werd het hem vergund zijn bisdom in relatieve rust te leiden tot aan zijn dood in 533.