Eeuwenlang is rabbijnse literatuur slechts geciteerd om de vermeende dwaling van het Jodendom aan te tonen. In het begin van de 20e eeuw ontstond de tendens het Nieuwe Testament tegen de Joodse achtergrond te verstaan. Twee zaken bleven aanvankelijk onderbelicht: dat rabbijnse teksten niet vóór de tweede eeuw dateerbaar waren en dat er niet slechts sprake was van invloed van Jodendom op christendom, maar ook omgekeerd. In het nieuwere onderzoek worden deze kwesties wel aan de orde gesteld.
Essentieel voor het onderzoek naar de relatie tussen rabbijnse en patristische literatuur zijn de 19e-eeuwse Joodse geleerden geweest, die Joodse verhaaltradities naspeurden in de patristiek. Bij het verdere onderzoek dient het belang van de methodologie in het oog te worden gehouden.
Lees verder »