Met dank aan dr. Krijn Pansters
Bonaventura werd als Giovanni di Fidanza geboren in Bagnoregio (toen: Bagnorea), een hooggelegen bergstadje aan de weg tussen Orvieto en Viterbo, boven Rome. Het verhaal gaat dat toen de kleine Giovanni ernstig ziek was en voor zijn leven werd gevreesd, hij genas door de voorspraak van Franciscus van Assisi. Deze zou hem op verzoek van Giovanni’s moeder in de armen gehouden hebben en later, bij het vernemen van zijn genezing, de woorden O, bona ventura (‘O, goed lot!’) uitgeroepen hebben. Of Giovanni Franciscus daadwerkelijk heeft ontmoet is echter onduidelijk; wel schreef hij zijn genezing toe aan de voorspraak van de heilige. Deze wonderbaarlijke genezing door Franciscus is een van de redenen dat Bonaventura op latere leeftijd een vita (levensbeschrijving) van de heilige zou schrijven.
De orde van Franciscus van Assisi (1182-1226) breidde zich reeds tijdens diens leven snel uit en ook in Bagnoregio hadden zich inmiddels minderbroeders gevestigd. Bonaventura volgde bij deze broeders zijn basisopleiding. Op achttienjarige leeftijd werd hij door zijn vader naar Parijs gestuurd om er te studeren. Parijs was in die tijd een van de belangrijjkste intellectuele, religieuze en culturele centra van Europa. Van 1235 tot 1243 studeerde Bonaventura er aan de faculteit van de artes liberales, waar hij de gangbare taalvakken en exacte vakken volgde die tevens als voorbereiding op de theologiestudie dienden. Van 1243 tot 1254 studeerde Bonaventura aan de theologische faculteit. Aan de Parijse universiteit waren voor de vakken van de artes evenals de filosofie en theologie bepaalde boeken voorgeschreven maar ook bepaalde boeken verboden, zoals de meeste werken van Aristoteles. Vanaf 1252 werd echter De Anima in de literatuurlijst opgenomen, een werk waarop Bonaventura enkele van zijn geschriften over de kennis van Christus zou schrijven.
In 1243 trad Bonaventura in bij de minderbroeders. Deze orde was gegroeid van twaalf personen in het jaar 1209 tot maar liefst 30.000 broeders verspreid over 32 provincies halverwege de dertiende eeuw, ruim veertig jaar later. In 1236 was de illustere Engelse magister Alexander van Hales toegetreden tot de Orde van de Minderboeders, hetgeen hun naam en faam deed groeien. Na zijn eigen intreden bij de minderbroeders kon Bonaventura twee jaar lang theologie studeren bij Alexander, die hij zijn ‘geliefde leermeester’ noemde.
Begin 1254 rondde Bonaventura zijn studie af: hij verwierf een leerbevoegdheid en kon voortaan als magister optreden. Hij werd tot decaan benoemd aan het studium generale van zijn orde. Dit was het begin van een vruchtbare periode: hij werkte zijn lezingen over de sententies (grote reeks gezagvolle uitspraken over belangrijke theologische onderwerpen) van Petrus Lombardus uit tot het omvangrijke en hooggewaardeerde Commentarium super IV libros Sententiarum. In 1257 verscheen zijn indrukwekkende Breviloquium, een compendium waarin hij zijn theologiestudenten wegwijs maakte in de studie van de Heilige Schrift, de kerkvaders (met name Augustinus) en de grote theologen. Het was eveneens in 1257 dat hij, tegelijk met Thomas van Aquino, een leerstoel aan de universiteit kreeg aangeboden. Bonaventura was echter een half jaar eerder gekozen tot minister-generaal van de orde (als opvolger van Johannes van Parma), waardoor deze universitaire benoeming voor hem te laat kwam. Bonaventura trad aan in een tijd van tegenstellingen binnen (en buiten) de orde, onder meer over de kwestie of de broeders zich wel met wetenschap en theologiestudie bezig moesten houden. Hij slaagde erin de broeders te verzoenen, voor cohesie in de groep te zorgen. Zichzelf stelde hij, in woord en daad, volledig in dienst van de zorg voor de broederschap.
Toen Bonaventura zich in een voor de orde moeilijke tijd voor bezinning terugtrok op de berg La Verna, waar Franciscus in 1224 zijn visioen van een gekruisigde seraf (engel) en de stigmata (wondtekenen) van Christus had ontvangen, zag hij de weg die de mens naar God leidt voor zich. Hij begon met het schrijven van zijn Itinerarium mentis in Deum of De weg die de geest naar God voert, een boek dat in 1259 verscheen en meteen een bestseller werd. Het beschreef de reisweg die in zes etappes leidt naar de extatische vervoering in Gods Triniteit, in het alles dragende en alles doorstralende Licht van de Heer. De louterende weg (via purgativa), de verlichtende weg (via illuminativa) en de verenigende weg (via unitiva) voeren de mens naar dit reisdoel. Het ‘volmaakte’ getal zes structureert de gehele verhandeling; een volmaaktheid die onder meer gebaseerd is op de schepping in zes dagen. Het Itinerarium bestaat dus uit zes hoofdstukken die uitlopen in het zevende hoofdstuk: het uiteindelijke reisdoel zelf, de vervoering in God, waarin de mens helemaal in God opgaat. Hier zien we de duidelijk mystieke inslag van Bonaventura’s theologisch denken. Voor hem diende de theologie tot vroomheid te voeren, de bezinnende Godservaring die een opwaartse spiraal van spirituele ervaring mogelijk maakt. Omdat Franciscus van Assisi op het hoogtepunt van dit proces de stigmata van de seraf ontvangen had, wordt Bonaventura wel de de doctor seraphicus genoemd, de theoloog van dit mystieke moment.
Voor zijn taak als minister-generaal van de orde maakte Bonaventura vele reizen naar onder meer Duitsland, Spanje en Engeland. In 1273 werd hij benoemd tot kardinaal en bisschop van Albano, ten zuiden van Rome, en in 1274 speelde hij een belangrijke rol bij het Concilie van Lyon. Hij overleed daar op 15 juli 1274, op 57-jarige leeftijd. Een groot deel van zijn relieken bevindt zich in de kerk van de heilige Bonaventura in Lyon. Zijn sterfjaar was hetzelfde als dat van Thomas van Aquino, collega-magister aan de universiteit van Parijs, en beide worden zij beschouwd als de belangrijkste scholastieke theologen. Bonaventura wordt daarnaast vaak als tweede stichter van de orde van de minderbroeders gezien.
In 1482 werd Bonaventura heilig verklaard door paus Sixtus IV. Een eeuw later (volgens de meeste bronnen in 1588) kreeg hij van paus Sixtus V - ook een minderbroeder - de eretitel Kerkleraar (Doctor Ecclesiae), alsmede de erenaam Doctor Seraphicus (serafijnse leraar).