Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Sjoerd van Hoorn
Dossiers » Secularisering » introductie » Secularisering

Secularisering

Secularisering komt van het Latijnse woord saeculum, dat oorspronkelijk voor 'generatie' of 'tijdperk' stond en later is gaan verwijzen naar de wereld tegenover de kerk. Secularisering staat dus voor verwereldlijking. Het gaat daarbij om de verwereldlijking van zaken die eerst in een of andere zin kerkelijk of religieus waren.

Bij secularisering kan een onderscheid worden gemaakt tussen (1) het terugtrekken van de kerk uit de politiek, het onderwijs, de cultuur kortom het openbare leven, (2) de achteruitgang van het geloof (ontkerkelijking, toename van agnosticisme en/of atheïsme) en (3) de privatisering van het geloof.

De Canadese katholieke filosoof Charles Taylor heeft gezegd dat de reden dat we nu in een seculiere tijd leven is dat voor het eerst religieus zijn maar één optie tussen andere opties is. Religie is een keuze die gerechtvaardigd moet worden en die zeker niet meer vanzelfsprekend is. In West-Europa vallen in termen van de indeling hierboven volgens Taylor dus met name (1) en (3) op.

De verlichtingstheorie van de secularisering, die lange tijd de standaard is geweest, stelt dat de mens door wetenschap en gebruik van de rede enerzijds en door bevrijding van kerkelijke bevoogding van het openbare leven anderzijds van de religie is bevrijd. Deze theorie wordt bijvoorbeeld verdedigd door de Bulgaars/Franse cultuurfilosoof Tzvetan Todorov [1]. Volgens Todorov moeten we de verlichting begrijpen als de verovering van autonomie, humanisme en universalisme.

Verlichting heeft autonomie als standaard gevestigd. Kant [2] heeft verlichting omschreven als de bevrijding van de mens uit een onmondigheid waar hij zelf schuld aan is. De kern van de verlichting is te vinden in de moed je eigen verstand te gebruiken. De autonome mens schrijft zichzelf (Grieks: auto) de wet (Grieks: nomos) voor en laat zich in principe niet de wet voorschrijven door tradities of boven hem gestelde instituties. (Hierbij kan wel worden opgemerkt dat Kant de autonomie zelf beperkt tot het intellectuele domein; politieke opstandigheid raadt hij af). Todorov ziet de autonomie als het basisbeginsel van de verlichting en daarmee van de secularisering omdat het primaat van de rede met de autonomie in plaats komt van het primaat van het geloof.

Overigens stemt het denken van Todorov op dit punt wonderwel overeen met de these van de Duitse filosoof Odo Marquard [3] die stelt dat de moderne tijd de tijd van de ontlastende verklaringen is. De moderne mens neemt niet meer zomaar iets aan op autoriteit, hij wil een verklaring, een reden voor wat er gebeurt.

Als we de these van Marquard kunnen zien als een premisse voor het verhaal van Todorov verschijnt de noodzaak van de theodicee (de rechtvaardiging voor het feit dat God het kwaad toelaat) zelfs als een mogelijke eerste stap in het seculariseringsproces.

Het humanisme bestaat in de ogen van Todorov in het op de eerste plaats komen van de mens, in het bijzonder van de mensenrechten. De mens is nu steeds het doel van de maatschappelijke orde. Het is niet de kerk als eeuwig lichaam van Christus die op de eerste plaats komt maar de individuele mens.

Het universalisme is een gevolg van het humanisme. Het houdt in dat morele geboden, vooral de mensenrechten voor iedereen (universeel) gelden, precies omdat ze redelijk zijn.

Als we Todorovs theorie van verlichting als oorzaak van secularisering opvatten in termen van de drie betekenissen van secularisering, dan kunnen we zeggen dat hij het verlies van geloof als gevolg van de opkomst van de autonomie van de rede als principe van de secularisering ziet. De andere aspecten van de secularisering kunnen dan worden opgevat als gevolgen van het nieuwe primaat van de rede (de autonomie).

Het is echter maar de vraag of de verlichtingstheorie van de secularisering helemaal juist is. De opkomst van de wetenschap en de kritische filosofie van Locke, Hume, de Franse philosophes als Voltaire en Diderot en niet in de laatste plaats Kant hebben waarschijnlijk inderdaad bijgedragen aan de afname van het aantal gelovigen, maar volgens de Spaanse socioloog José Casanova [4] gingen de opkomst van de democratie en de scheiding van kerk en staat in West-Europa vooraf aan de secularisering en waren ze er niet het gevolg van.

Casanova heeft opgemerkt dat de secularisering voor een omkering van prioriteiten heeft gezorgd. Waar voor de secularisering de niet-religieuze wereld vanuit de religie werd begrepen wordt tegenwoordig de niet-religieuze wereld als primair gezien.
Saeculum in de christelijke zin staat voor de wereldse tijd tegenover de eeuwigheid van de kerk. De wereld is hier relatief aan het geloof terwijl nu het geloof afgezonderd is van het gewone leven en zelfs als uitzondering verschijnt.

Een ander aspect van de verlichtingstheorie van de secularisering dat meer en meer wordt bekritiseerd is dat secularisering als vooruitgang wordt begrepen die nogal eens als doel van de geschiedenis verschijnt. Verlichtingsdenkers beschouwen de geseculariseerde samenleving als het hoogtepunt van de geschiedenis. Volgens de Franse antropoloog en Islamoloog Olivier Roy [5] heeft paradoxaal genoeg juist de terugtrekking van geloof in de privésfeer, zoals die overigens in het bijzonder in de specifiek Franse vorm van secularisering, het laïcisme (laïcité) voorkomt gezorgd voor een deculturisering van het geloof.

In de seculiere samenleving is geloof geen deel meer van de cultuur, maar wordt de religie een op zichzelf staande sfeer, die daardoor des te virulenter kan worden. Evangelisch christendom, “pentecostalism”, haredisch jodendom of salafisme zijn enkele voorbeelden van het soort beleving van religie waarvan de opkomst volgens Roy wordt veroorzaakt door de secularisering. Juist omdat de secularisering religie losmaakt van de maatschappij in de zin dat deze niet meer is ingebed in het dagelijks leven of in de instituties van staat en samenleving komt de zinzoeker in een religieus vacuum terecht dat door elke religie of ideologie kan worden opgevuld, argumenteert Olivier Roy.

Opmerkelijk genoeg verkeert de secularisering als deze te ver wordt doorgevoerd dus in haar tegendeel: juist wanneer religie radicaal gescheiden wordt van de maatschappij en de staat slaat ze om in een radicaal verschijnsel dat tegen de seculiere staat gaat werken.

Roys provocatieve these kan worden opgevat als een verwerping van de secularisering tout court, aangezien ze van toepassing is, op alle aspecten van de secularisering dus. Het is volgens Roy inderdaad zo dat de religie zich steeds meer terugtrekt uit het openbare leven (stelling 1), maar (1) heeft in steeds meer gevallen wel een privatisering (3) van het geloof tot gevolg, maar niet zondermeer een afname van het aantal mensen met religieus geloof, doch veeleer een toename van fundamentalisme (2). Verwereldlijking gaat blijkbaar allerminst onveranderlijk samen met verlichting.

Er is zelfs een argument voor de stelling dat de secularisering voortkomt uit bepaalde religieuze opvattingen zelf. Volgens de Duitse socioloog Max Weber gaat de reformatie samen met de onttovering van de wereld. De wereld is niet bezet met magische betekenissen zoals ze in animistische levensbeschouwingen wel verschijnt. De joodse Franse filosoof Emmanuel Levinas heeft er ook op gewezen dat het monotheïsme vijandig staat ten opzichte van het toekennen van betekenis aan bijzondere natuurlijke fenomenen. Magie is in het jodendom en het christendom verboden. In zekere zin, zo stelt Levinas, staat het atheïsme dichterbij het monotheïsme dan ze beide bij het polytheïsme staan.

Uit het werk van Max Weber kunnen we opmaken dat secularisering in de protestantse wereld in eerste instantie samen ging met wat hij binnenwereldlijke ascese heeft genoemd: alle gelovigen, niet alleen monniken en nonnen, moesten een religieus leven leiden, dat wil zeggen bepaalde ascetische religieuze praktijken beoefenen. De religieuze praktijk zelf wordt in het protestantisme geseculariseerd, in de zin van in de wereld gebracht. Wat in het calvinisme echter in eerste instantie als religieuze praktijk verschijnt, namelijk hard werken (ijver) en daarmee veel geld verdienen en investeren (niet ervan genieten!) komt op eigen benen te staan. IJver en rijkdom worden doelen op zich en daarmee is het kapitalisme geboren als oudste zoon van de gereformeerde kerk!

Bij Weber zien we dat de binnenwereldlijke ascese van het protestantisme omslaat in een secularisering waarbij het geloof afneemt. Juist omdat het geloof in de wereld komt en zich uit in wereldse zaken neemt het op den duur ook af. Weber en Roy vullen elkaar hier aan – Roy levert het negatief van Weber.

Met betrekking tot de katholieke kerk lijkt dit verhaal in mindere mate op te gaan. Waar de protestantse kerk (alleen al om dat er niet maar één is) geen staat boven de staat wilde vormen, wilde de katholieke kerk dat lange tijd wel. Het Vaticaan erkende geen andere religies en streefde tot ver in de negentiende eeuw in principe ook de politieke vereniging van alle katholieken na. Deze kerkelijke standpunten hebben de emancipatie van de katholieken in bijvoorbeeld Nederland en Groot-Brittannië lange tijd in de weg gestaan, maar ze hebben ook de strikte scheiding van kerk en staat in katholieke landen mede veroorzaakt.

In katholieke landen is de scheiding van kerk en staat strikter dan in landen met een modere protestantse geschiedenis precies omdat het politiek nodig werd geacht om de kerk zoveel mogelijk buiten de staat te houden. Uiteraard stond de kerk daarmee nog niet buiten de samenleving. Het Rijke Roomsche Leven van weleer is een voorbeeld van de doordrenking van het geloofsleven in de katholieke samenleving.

De secularisering van Nederland, om daarmee af te sluiten, is dan een complex verhaal waarin kenmerken van de verlichting en van protestantse binnenwereldlijke ascese en christendemocratie en katholiek laïcisme (godsdienstvrijheid én scheiding van kerk en staat) zijn samen gegaan.

De christendemocratie laat zien dat de scheiding tussen kerk en staat in Nederland een poreuze muur is. Politici laten zich leiden door christelijke idealen maar nemen niettemin zelfstandige beslissingen. Met Olivier Roy zouden we dat de beste bescherming tegen religieus fanatisme kunnen noemen.


Gebruikte literatuur

[1] Tzvetan Todorov, In Defence of the Enlightenment, Londen, 2009
[2] Immanuel Kant, “Was ist Aufklärung?”, via
http://www.prometheusonline.de/heureka/philosophie/klassiker/kant/aufklaerung.htm
[3] Odo Marquard “Der Zeitalter der Entlastungen” in: Zukunft braucht Herkunft – philosophische Essays, Stuttgart, 2003.
[4] José Casanova, Europa’s Angst vor der Religion, Berlijn, 2009
[5] Olivier Roy, Holy Ignorance, Londen, 2010

Zie voorts de dossiers Charles Taylor, Laïcité en Max Weber


Bron: Tilburg School of Catholic Theology, met dank aan Sjoerd van Hoorn.