Met volksvroomheid worden religieuze gebruiken of praktijken aangeduid die niet tot de officiële liturgie behoren, maar die wel geaccepteerd zijn als ‘geldige’ uitingsvormen van een bepaalde religie. De volksvroomheid bestaat niet in contrast met de liturgie, maar is hier altijd een aanvulling op. Alle (grote) godsdiensten bevatten deze component van volksreligiositeit; dit dossier zal zich echter concentreren op de volksdevotie binnen de katholieke kerk.
Binnen de katholieke traditie verwijst de term ‘volksdevotie’ naar die religieuze gebruiken of praktijken die bestaan naast de officiële liturgie. De liturgische praxis bestaat uit de zeven sacramenten (doop, vormsel, huwelijk, wijding, biecht, ziekenzalving, eucharistie) en de zogenaamde sacramentalia (met name zegeningen), welke allemaal hun oorsprong in de Schrift vinden: de sacramenten zijn uitdrukkelijk door Jezus Christus zelf ingesteld als wegen tot heil; de sacramentalia zijn gebaseerd op religieuze praktijken die Christus zelf uitvoerde (zegeningen en duiveluitdrijving), maar die Hij niet uitdrukkelijk heeft ingesteld.
De gebruiken of praktijken die tot de volksvroomheid behoren, missen echter deze link naar de Schrift. Het gaat hier veelal om gebruiken die zijn ontstaan waar het christendom werd geïntroduceerd in een haar vreemde cultuur. Bestaande religieuze of culturele gebruiken werden behouden maar moesten daartoe ontdaan worden van hun oorspronkelijke religieuze kleur en worden gekerstend tot christelijke gebruiken. We spreken in dergelijke gevallen van syncretisme. In sommige gevallen kan de vermenging van christendom en andere religieuze of culturele gebruiken ook leiden tot een geheel nieuwe godsdienst, zoals is gebeurt in Latijns Amerika waar het katholicisme in aanraking kwam met de Afrikaanse religieuze gebruiken van de slavenbevolking. Candomblé en Santería moeten dus niet als vormen van katholieke volksvroomheid worden gezien, maar als op zichzelf staande geloofsgemeenschappen. Soms echter komt volksvroomheid voort uit oorspronkelijk christelijke gebruiken die regionaal in geloofsgemeenschappen ontstaan, zonder dat deze door het leergezag zijn ingesteld. Dit is met name duidelijk zichtbaar bij de regionale verering van heiligen. Hoewel de meeste gebruiken die we tegenwoordig onder volksvroomheid verstaan niet hun oorsprong hebben in uitspraken van het leergezag van de kerk, worden de meeste praktijken na verloop van tijd wel getoetst, en erkend of verworpen, door de lokale kerkelijke autoriteit. De bedevaart is een goed voorbeeld van een praktijk die is goedgekeurd en aanbevolen door het leergezag: tijdens de middeleeuwen werd de bedevaart door de pausen gezien als manier om boete te doen. Gelovigen die een bedevaart volbrachten verdienden hiermee een volle aflaat.
Een van de religieuze praktijken die duidelijk tot de volksvroomheid kan worden toegeschreven is het vereren van relieken. Dit zijn tastbare voorwerpen die een martelaar of heilige na zijn overlijden achterlaat. Dit zou voortkomen uit een gebruik van de eerste christelijke gemeenschappen om samen te komen bij de graven van martelaren. De belangrijkste relieken zijn lichaamsdelen, gevolgd door kleding en gebruiksvoorwerpen. De relieken van Jezus Christus hebben binnen de katholieke kerk een welhaast legendarische status; geen van deze relieken kan met absolute zekerheid bevestigd worden. Voorbeelden zijn de relieken van het ware kruis, zoals deze op vele plaatsen vereerd worden, de lijkwade van Turijn en de rok van Trier. Sommige relieken van Jezus Christus zijn het onderwerp van menig verhaal maar hun bestaan kan niet bevestigd worden: de heilige graal (de kelk van Christus), of de lans waarmee de Romeinse soldaat Longinus de zijde van Christus aan het kruis doorboorde. Sommige iconen van Christus worden ook als relieken vereerd.
Minder controversieel zijn de relieken van heiligen, hoewel relieken van de apostelen welhaast legendarische status bezitten. Voorbeelden zijn de beenderen van de apostelen Petrus en Paulus die in Rome bewaard worden, en het lichaam van Jakobus dat in Santiago de Compostella wordt vereerd. Net als bij de relieken van Jezus Christus is hier niets met zekerheid vast te stellen, maar het is algemeen aanvaard dat het hier om de beenderen gaat van respectievelijk Petrus, Paulus en Jakobus. De relieken van latere heiligen (vanaf ongeveer de zeventiende eeuw na Christus) zijn vaak wel authentiek te noemen. De authenticiteit van de relieken wordt bevestigd door de plaatselijke bisschop en de relieken worden vervolgens verzegeld. Voorbeelden zijn de lichamen van Theresia van Lisieux en van Bernadette Soubirous (ook wel Bernadette van Lourdes genoemd).
De verering van relieken staat ook aan de basis van een afgeleide religieuze praktijk binnen de volksvroomheid, namelijk de pelgrimage of bedevaartspraktijk. Na de bedevaarten naar Jeruzalem en Rome, zijn de pelgrimages naar Lourdes in Frankrijk en Santiago de Compostella in Spanje, wel de bekendste. In beide gevallen gaat het om een reis die wordt ondernomen (meestal te voet) om de relieken van een heilige te vereren. In Lourdes speelt echter ook de verering van een heiligdom een rol: de plek waar Maria aan Bernadette Soubirous verscheen is als plaats zelf een doel van pelgrimages geworden. Een ander voorbeeld van een heiligdom dat vereerd wordt en als einddoel van bedevaarten geldt is de zogenaamde Heilige Trap in Rome. Van deze trap wordt beweerd dat het in feite de trap is van het stafkwartier van Pontius Pilates in Jeruzalem, die Jezus opging voor zijn gesprek met de Romeinse prefect. Volgens de overlevering werd de trap door Helena van Constantinopel naar Rome verplaatst.
De bedevaart naar Jeruzalem was zelf weer de oorzaak van een nieuwe religieuze praktijk die tot de volksvroomheid behoort. Omdat niet iedereen in staat was om naar Jeruzalem te reizen, werd al in de vijfde eeuw na Christus in Italië een klooster gebouwd waarin verschillende kapellen met elkaar verbonden waren. Elke kapel stond voor een belangrijk heiligdom in Jeruzalem. De kruisweg zoals wij die tegenwoordig kennen, met haar veertien (soms vijftien) staties of standplaatsen, is vooral door de franciscanen ontwikkeld. Ook de kruisweg is door het leergezag omarmd en zij was tijdens de middeleeuwen een volle aflaat waard.
Andere gebruiken die tot de volksdevotie worden gerekend zijn het bidden van de rozenkrans (vooral in de meimaand), het houden van processies (zoals de stille omloop die jaarlijks in Amsterdam wordt gehouden), het vereren van de Heilige Familie, en het bouwen van kleine kapellen met kruisbeelden of afbeeldingen van Maria. In het zuiden van Nederland zijn in het verlengde hiervan kruisbeelden (zonder kapel) opgericht, voornamelijk bij driesprongen, maar ook bij kruispunten. Ook ziet men veel kleine kastjes met een glazen voorkant waar een afbeelding van Maria in is geplaatst. Ook is het een veelvoorkomend verschijnsel dat er een tegel met daarop een beeltenis van Maria in de gevel naast de voordeur werd gemetseld.