Henk Gols, Tango van de liefde. De dans van het Hooglied door de tijd, in: Interpretatie 21,2 (2013), 20-23
Samenvatting
Het zingt door alle eeuwen heen: het bijbelboek Hooglied, vol liefdespoëzie. Kerkvaders putten eruit voor hun hoogste en diepste gedachten; in middeleeuwse kloosters wordt het stukgelezen en virtuoos gezongen; Heinrich Schütz en Olivier Messiaen maken er schitterende muziek van; Judith Herzberg heeft het eigentijds bewerkt in haar dichtbundel ‘27 liefdesliedjes’ (1971) en Marc Chagall wijdt er speelse, kleurige schilderingen aan.
In de vroege Middeleeuwen is het Hooglied binnengeglipt door de kloosterpoort. De minne slaat dan eeuwenlang haar vlammen door het monastieke bidden en zingen. Bevlogen, zinnelijk, subtiel en gelaagd zijn de gregoriaanse gezangen die worden gecomponeerd. Vlammende minne zoekt zich een weg door cisterciënzer abdijen en laait door de teksten van Beatrijs van Nazareth en Hadewych.
Toch weigert de minne het habijt: ze wil terug naar de wereld, naar het alledaagse leven van vlees en bloed.