Margetekst
Ook meer dan tachtig jaar na het verschijnen vliegen de filosofen elkaar nog in de haren over de Wittgensteins Tractatus-logico-philoso- phicus. Waar begint de onzin? En wat leert die ons?
Eerste twee alinea's
`Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.' Zo luidt de beroemde zevende en laatste stelling van Wittgensteins Tractatus Logico Philosophicus uit 1922. De gebruikelijke interpretatie van Wittgensteins stelling is dat zinnen hun betekenis ontlenen aan het feit dat ze mogelijke `standen van zaken' in de werkelijkheid afbeelden. Zo niet, dan past slechts zwijgen. De betekenis van de zin `De kat ligt op de mat' wordt gegeven door de stand van zaken dat de kat op de mat ligt. Zelfs een zin als `Op de achterkant van de maan staat een Japanse magnolia in bloei' heeft volgens deze theorie betekenis, want je weet wat het geval moet zijn, om de zin waar te laten zijn.
Toch zijn er op het eerste gezicht grote bezwaren tegen deze theorie. Want er zijn tal van zinnen die géén stand van zaken uitdrukken, maar die toch betekenisvol lijken te zijn. Logische uitspraken als `Indien het regent, dan regent het', zijn altijd waar, wat er ook in de werkelijkheid gebeurt. En morele uitspraken kunnen geen feiten representeren, want er is geen eigenschap in de werkelijkheid waar het woord `goed' naar verwijst. De hele filosofie lijkt onmogelijk, want ook daarin gaat het niet over standen van zaken, maar over begrippen. In de één na laatste stelling van de Tractatus staat dan ook dat wie dit boek begrijpt het na lezing als onzin moet afdoen, net zoals men een ladder wegwerpt, nadat je erop omhooggeklommen bent.
Menno Lievers, 'Nooit meer zwijgen: Drie nieuwe boeken over Ludwig Wittgenstein', in:
nrc boeken, 26 augustus 2005.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology
Externe link:
Bekijk hier het artikel online.