Gerhardt Edward Steinke, The Life and Work of Hugo Ball, Den Haag (1967)
Steinke was in de jaren zestig van de vorige eeuw verbonden aan de Santa Clara-universiteit te Californië (Verenigde Staten). Volgens een latere Ball-biograaf, Philip Mann, zou Steinke zich na het schrijven van deze biografie tot het katholicisme hebben bekeerd. Steinke schreef de eerste Engelstalige biografie over Ball: The Life and Work of Hugo Ball (1967).
Steinke gebruikt een veel grotere selectie van materiaal dan zijn voorgangers doen. De auteur bouwt zijn biografie op uit acht chronologische hoofdstukken. Steinke verwijt zowel Hennings als zijn college-biograaf Egger dat zij beiden een ‘irreële poging doen om Balls bescheidenheid en zelfopoffering’ te bewijzen. Steinke wil in zijn biografie deze legende uiteenrafelen. Toch ziet hij er geen enkel bezwaar in om Emmy's beschrijvingen van Balls kindertijd zonder veel problemen als waar aan te nemen. Tegelijk is Steinke de eerste biograaf die Flucht met de nodige argwaan bekijkt.
Balls katholieke periode wordt summier geschetst in Steinkes conclusies. Hij beschouwt de dada-soirees als ‘begrafenisrituelen’ voor God en voor de samenleving die in zijn naam is opgebouwd. Voor Steinke zijn Zur Kritik des deutschen Intelligenz, Die Folgen der Reformation en Byzantinisches Christentum een soort katholieke 'herwerkingen' van Balls dadaïstische hang naar extremiteiten: ‘Ball bleef in essentie in gevecht met de wereld van tijd en materie.’ Volgens Steinke vertegenwoordigen de drie door Ball geportretteerde heiligen uit Byzantinisches Christentum elk ‘een extreme vorm van ascetisme’. In de schets van reacties op het Byzantiumboek beperkt Steinke zich tot die van Romano Guardini, die ‘slechts door het lezen van het boek achter Balls gevaarlijke extremisme kwam’. Volgens Steinke was Balls leven een ‘constante worsteling met krachten van de geest die groter dan hij waren’, een avonturier in de tijdloze en ruimteloze wereld van het onderbewuste en later door devotie en gebed in de wereld van het bovennatuurlijke.
Ball viel voor de ‘verleiding’ om zowel revolutie als religie als een ‘opiaat’ te zien. Steinke verwijst hier wellicht naar Marx' meest geciteerde uitspraak dat religie opium van het volk is.
Bron: Tilburg School of Catholic Theology