Lucepedia

Digitale theologische encyclopedie

Verantwoordelijke redacteur dossier: Alexis Szejnoga
Dossiers » Lucas, het evangelie volgens » niet-wetenschappelijke artikelen » Annemarieke van der Woude, 'De Geest des Heren is over mij' (Lucas 4:16-30)

Annemarieke van der Woude, 'De Geest des Heren is over mij' (Lucas 4:16-30)

Annemarieke van der Woude, 'De Geest des Heren is over mij': Een intertekstuele relatie tussen Lucas en Jesaja, in: Interpretatie 18,5 (2010), p. 7-9

Margetekst
Zowel Lucas en Jesaja schrijven over de Geest. Twee teksten van hen blijken veel met elkaar te maken te hebben, zo laat Annemarieke van der Woude zien – beginnend bij Kopland en Nijhoff.
 
Eerste twee alinea's
Als je het gedicht van Kopland 'Twee moeders' en het gedicht van Nijhoff 'De moeder de vrouw' samen leest, zijn zij als de eerste en tweede stem uit één muziekstuk. Een thema uit die compositie is de moederfiguur. Bij Nijhoff is zij iemand naar wie de dichter intens terugverlangt; bij Kopland is zij geworden tot een gestalte die hem met vervreemding vervult. Het is een voorbeeld van de manier waarop het gedicht van Kopland aan betekenis wint, als Nijhoff mee resoneert. Dat dat gebeurt, spreekt allerminst vanzelf. Nergens citeert Kopland Nijhoff, en toch is zijn De moeder het water in klank, ritme en rijm één grote variatie op Nijhoffs De moeder de vrouw.
Ook bij Nijhoff speelt een andere tekst op de achtergrond. De regel ‘Prijs God, (…), Zijn hand zal u bewaren’ is, naar de letter genomen, geen psalmcitaat. Wel klinkt Psalm 121 mee: ‘De Heer zal u steeds gadeslaan, opdat Hij in gevaar uw ziel voor ramp bewaar’ (vers 4, Oude Berijming). Al met al roepen de woorden een wereld op die het gedicht mee betekenis verlenen. En het is diezelfde wereld van bewaring en vertrouwen die het slot van het gedicht van Kopland scherpte verleent omdat hij, in de overtuiging dat die wereld verloren is gegaan, toch hunkert naar iemand die zijn moeder dragen zal.  
De relatie tussen de gedichten van Kopland en Nijhoff is een voorbeeld van intertekstualiteit. Bij intertekstualiteit “[wordt] het tekstgebeuren beschouwd als een weefproces (…) waarbij elke betekenis in andere betekenissen ingeweven wordt.” Een tekst wint niet alleen aan diepgang, maar verkrijgt ook gezag door de relatie met andere teksten. Kopland is niet meer alleen Kopland, maar Kopland is ook een spel met Nijhoffs De moeder de vrouw.
Op syntactisch, op literair en op hermeneutisch niveau kun je van intertekstualiteit spreken.
Het syntactische is het niveau van de citaten. Soms wordt het citaat met zoveel woorden ingeleid, maar niet altijd. Een voorbeeld van een expliciete inleiding vind je aan het einde van het boek Handelingen: ‘hoe treffend heeft de heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken’ (Hand. 28:25), waarna het citaat volgt (Hand. 28:26-27//Jes. 6:9-10).
Een tekst kan ook met talloze draadjes aan een andere vastzitten zonder dat er sprake is van citeren. Het gaat dan om toespelingen, allusies. Het gedicht van Kopland is daarvan een voorbeeld. Maar ook in Lucas komen we die verwevenheid tegen. In het verhaal van de doop van Jezus (Luc. 3:21-22) hoor je een symfonie van oudtestamentische klanken: Psalmen, Jeremia, Genesis en Jesaja. Bij een intertekstuele relatie op dit literaire niveau gaat het om echo’s van de ene tekst die meespelen in de andere. Niet een enkel vers, maar de hele context van de bron-tekst verleent betekenis aan de doel-tekst.
Het derde niveau van een intertekstuele relatie is het hermeneutische. Iedere tekst is een antwoord op een andere tekst. De passage die een intertekstueel verband legt, mengt zich in de zaak die in die andere passage aan de orde wordt gesteld. Wat is die zaak? Met het hermeneutische niveau raken we aan het vraagstuk van de bijbelse theologie. Lucas is, zullen we zien, niet meer alleen Lucas-Handelingen, maar Lucas is ook de hermeneut van teksten uit de Hebreeuwse bijbel.


Bron: Interpretatie, met dank aan Nico Riemersma.
Share
Share on TwitterShare on facebookShare on Google Plus
Scroll To Top