Werkwoord: [h]שַׁחֵת[h] - šacheet
Eerste stap: de eventuele hulpletters verwijderen.
Geen.
- Drie radicalen blijven staan.
- → De wortel is gevonden:
- → שַׁחֵת – šaachat, "vernietigen; te gronde richten”
Tweede stap: de precieze vervoeging herkennen.
- Aanwijzingen: vocalisatie a-ee, geen preformatief en geen persoonsuitgang, middelste radicaal keelletter
- → Stamformatie pi`eel
- → Modus: imperatief, "vernietig"
- → Maar ook: infinitief, “(het) vernietigen”
- Gebiedende wijs of infinitief?
- → Hier (Gn 13,10) infinitivus constructus.
Resultaat: in de context van Genesis 13,10: “het vernietigen; hij vernietigde”